Aantal berichten : 45 Registratiedatum : 04-02-11 Leeftijd : 26 Woonplaats : Den Haag
Ciamora profiel Element: Duisternis Rang:: Krijger Extra:: Heeft een draak.
Onderwerp: Het verhaal. vr feb 04, 2011 6:00 pm
Lees dit eerst voordat je hier aan begint. Het is nog niet af.
Inleiding
Vol met angst rende Ariana door het Duistere bos, ze was op de vlucht voor de Duisteren. Haar ketting bedeltjes ringden erg luid. ʻ Ik moet nog even door anders breng ik de jongen in gevaar. ʼ Zei ze zacht tegen zichzelf. Ze kwam uiteindelijk uit bij een smal beekje. De stroom was sneller dan normaal. ʻ Als dit maar goed gaat .ʼ Achter haar hoorde ze geritsel. Ze liet het mandje rustig in de beek dobberen. Ze legde een van haar kettingen op het kleine slapende kindje. Als laatste duwde ze het mandje weg voordat de Duisteren haar arm grepen. ʻ Waar is het kind. ʼ Zei een van de mannen. Zijn gewaad was zo zwart dat het leek alsof hij een grote schaduw was. ʻ Welk kind?ʼ Vroeg Ariana. ʻ Doe niet alsof je het niet weet. We weten dat jij de zoon van de koning hebt meegenomen ʼ Zei het zwarte figuur. ʻ Oke, Navar ik heb hem meegenomen maar alleen omdat ik hem wil beschermen jij zou hem toch vermoorden .ʼ Zei Ariana woedend. ʻ Wat!! Vermoorden hij zou een grote koning kunnen worden .ʼ Zei Navar ʻ Ja, koning van de Duisteren zeker!ʼ Zei Ariana vol afschuw. ʻ De Duisteren hebben meer macht! Hij zou heel Ciamora kunnen veroveren als hij dat zou willen!ʼ Zei Navar. De andere Duisteren begonnen Ariana in te sluiten. Arianaʽs gezichtuitdrukking was woedend. ʻ Dit zal jullie wel verassen ʼ Haar oren begonnen groter en hariger te worden, ze begon op vier poten te lopen, ze was veranderd in een luipaard. ʻ We wisten allang dat jij een Asara was. Wachters pak de muilkorf en pak haar!ʼ Ariana werd meegesleept naar het Graval kasteel. ʻ De jongen is tenminste veilig ʼ Zei ze zacht. Toen sloot ze haar ogen voor een lange tijd en opende ze weer ze lag in de kerker! Ariana was gevangen genomen. Nu was de laatste hoop nog dat de jongen de Duisteren zou verslaan.
Laatst aangepast door Sofie op zo feb 27, 2011 1:50 pm; in totaal 1 keer bewerkt
Sofie Admin
Aantal berichten : 45 Registratiedatum : 04-02-11 Leeftijd : 26 Woonplaats : Den Haag
Ciamora profiel Element: Duisternis Rang:: Krijger Extra:: Heeft een draak.
Onderwerp: Re: Het verhaal. vr feb 04, 2011 6:00 pm
Hoofdstuk 1
David had weer een dag school achter de rug. Hij liep snel door naar huis zodat hij verder kon met zijn game. Hij plofte neer op de bank en pakte zijn DS. Hij speelde erg graag op zijn DS. Maar hij had nog een berg huiswerk. Nooit had David zin in die berg: leren, maken of uren lang zitten te schrijven. Hij had al zijn huiswerk af!. Toen wou hij net op de bank gaan zitten toen zijn moeder riep: ʻ We gaan eten!ʼ Toen David klaar was met zijn eten racete hij naar zijn DS. Hij pakte hem op en liep naar zijn kamer. Hij speelde de rest van de dag. Wanneer hij er genoeg van had stopte hij en ging slapen. Hij had er dus echt geen zin om morgen naar school te gaan. David werd wakker en kleedde zich om. Hij was op weg naar school toen hij een grijze flits zag. Hij wreef even in zijn ogen en toen was het weg! ʻ Vast een dagdroom ʼ Zei hij. Toen hij op school aan was gekomen zag hij een nieuw meisje staan. Ze keek hem aan en vroeg:ʻ Weet jij misschien waar het lokaal 8 is?ʼ. David zei:ʻ De hal in dan de trap op en dan rechts ʼ. ʻ Dank je. O, trouwens ik ben Sofie. ʼ ʻ Ik ben David. ʼ De ogen van Sofie onderzoekten David grondig. Zag David nou dat ze hem herkende? Maar toen draaide Sofie zich om en liep naar de hal. Een paar seconden later ging de bel. David liep naar zijn lokaal. In de les dacht David de hele tijd aan hoe het zou zijn om in een fantasiewereld te leven. Dat was namelijk zijn droom. ʻ ..avid, David!ʼ David schrok wakker. ʻ David, hèhè ben je eindelijk wakker. Wat is het antwoord op vraag 24.ʼ ʻ Umh, 15? ʼ Gokte David. ʻ Het correcte antwoord was, als je had opgelet, 4! ʼ Zei de juf woedend. Toen school eindelijk uit was en David afscheid had genomen van zijn vrienden ging hij richting huis. Plotseling stond Sofie voor hem. Ze zei: ʻ Ik heb gehoord van je blunder. ʼ ʻ Wat kan jouw dat nou schelen! Ik hoef je niet meer te zien! ʼ Schreeuwde David. ʻ Wacht David, het hele koninkrijk rekent op jouw! ʼ Schreeuwde ze. David draaide zich om en Sofie sloeg haar handen voor haar mond. ʻ Welk koninkrijk?ʼ Maar toen David even niet keek was Sofie al weg. De rest van de dag ging erg langzaam alsof iemand de tijd stop had gezet. David had geen zin meer in zijn DS. Ondertussen had hij spijt van de woorden die hij tegen Sofie had gezegd. En toen floepte de woorden die Sofie als laatste tegen hem gezegd had in zijn hoofd. Morgen zou hij het goed maken met Sofie. Zijn moeder riep dat het eten klaar was. Toen David op school aankwam zag hij Sofie al meteen staan. Hij liep meteen naar haar toe. Sofie keek hem meteen aan, haar ogen gloeiden van woede. ʻ Wat moet je nou weer! ʼ Zei ze woedend. Opeens begonnen haar oren hariger te worden. ʻ Wat is er met jouw oren? ʼ Zei David verbaasd. Sofie schrok er zelf van en bedekte haar oren met de sjaal die ze bij zich had. ʻ Kom maar mee dan. ʼ Zei ze vlug. Sofie leidde David naar de garage van het winkelcentrum. ʻ Waar breng je mij naar toe? ʼ Vroeg David. ʻ Sssst, niet zo hard anders horen de Duisteren je nog! Ze hebben overal spionnen!ʼ Ze zei zacht. ʻ Wie zijn de Duisteren? ʼ Vroeg David nieuwsgierig. ʻ De Duisteren zijn een van de 5 stamgroepen in Ciamora. Ze willen heel Ciamora veroveren. Dat is ze al bijna gelukt. De bewoners van Ciamora mogen nog kiezen bij wie ze gaan aansluiten. Ik zelf heb mijn keuze nog niet gemaakt. Maar jij bent de zoon van de koning, jij moet de Duisteren stoppen! ʼ Op dat moment sprongen er 4 zwarte figuren op uit de schaduwen. ʻ Eindelijk hebben we de jongen gevonden! ʼ Zei een van de donkere figuren. ʻ Navar! Wat doe jij hier! ʼ Zei Sofie, haar oren begonnen weer te pluizen. He, dat zag ik ook toen Sofie boos was op mij. ʻ Ah, Sofie was het toch, heb je al je keuze gemaakt of je bij de Duisteren komt? ʼ Zei Navar. ʻ Ja, ik heb mijn keuze gemaakt, ik blijf bij de Asaraʾs! ʼ Zei Sofie trots. Wat zijn Asaraʾs? Vroeg David zich af. ʻ Sofie ben jij een Asara? Jammer, je had een goede krijger kunnen worden. Pak haar! ʼ Schreeuwde Navar. Opeens begon Sofie te veranderen in een zwarte panter. Ze sloeg de donkere figuren een voor een met haar poot weg. ʻ Heb je niks beters, Navar! ʼ Gromde Sofie. ʻ Ik had meer mannen mee moeten nemen! Dit was niet de laatste keer dat wij elkaar zagen Sofie! En als je van gedachten verandert hoor ik het graag. ʼ Navar verdween in een vreemde poort waarin zijn mannen eerder waren verdwenen. Sofie veranderde weer terug in haar normale vorm. Ze liep naar de poort toe. ʻ Kom, dan kan ik je Ciamora laten zien! ʼ Zei ze vrolijk, ʻ Ik heb je nog veel meer uit te leggen. ʼ
Sofie Admin
Aantal berichten : 45 Registratiedatum : 04-02-11 Leeftijd : 26 Woonplaats : Den Haag
Ciamora profiel Element: Duisternis Rang:: Krijger Extra:: Heeft een draak.
Onderwerp: Re: Het verhaal. vr feb 04, 2011 6:01 pm
Hoofdstuk 2
David stapte door de poort en kwam in een prachtige fantasiewereld terecht. In de verte zag hij een donker schaduwland. ʻ Dat is waar de Duisteren leven. Ik denk dat ze er zelf wel genoeg van hadden. ʼ Zei ze grappig, ʻ Oké, genoeg gekletst we gaan naar mijn huis. ʼ Ze liepen een heel stuk door een donker bos. ʻ Jammer dat jij geen Asara bent, anders konden we sneller rennen. ʼ Zei ze. ʻ O ja! Ik wou je nog vragen wat een Asara is. ʼ Vroeg David snel. ʻ Asaraʾs zijn mensen die in dieren kunnen veranderen zoals ik in een wolf. Zal ik je meteen wat vertellen over de andere stammen? ʼ Vroeg ze. ʻ Hoe meer ik weet over Ciamora, hoe beter. ʼ Zei David nieuwsgierig. ʻ Goed. ʼ Zei Sofie, ze gingen even op een omgevallen boomstronk zitten, ʻ Eerst moet je weten dat iedereen in Ciamora een element heeft. Maar meestal hebben mensen in dezelfde stammen het zelfde element, maar goed. We beginnen met de Drakenkrijgers, stoere en dappere krijgers. Ze rijden meestal op draken en doen bijna niemand kwaad, maar door de Duisteren zijn ze hun goedaardigheid verloren. Ze zijn in de macht van de heer van het Duister. Als je een Drakenkrijger nu tegenkomt zal hij je of gevangen nemen of je verschroeien met zijn draak. Sommige Drakenkrijgers zullen je meenemen naar de Heer van het Duister. Niemand weet wat er dan gebeurd. ʼ Zei Sofie terwijl ze het donkere bos in de gaten hield. ʻ Maar nu gaan naar de Gravals. De Gravals zijn gewone mensen zoals die in de normale wereld, maar zij hebben magie. De Gravals maken erg mooie en speciale wapens, reisspullen en nog veel meer. De Duisteren hebben het Graval kasteel overgenomen toen zijn de Gravals gevlucht naar het rijk van de geheimzinnige Sacra indianen. De Sacra indianen leven in het zuiden van het Oevra regenwoud. Niemand heeft ze nog gezien. Sommige zeggen dat ze vleugels hebben. ʼ Zei Sofie. Op dat moment sprongen er drie gepantserde figuren uit de bosjes. ʻ Daar zijn ze! Pak het meisje eerst zij is een Asara! ʼ Zei een van de figuren. Sofie veranderde weer in de zwarte panter en probeerde ze weg te slaan. Eerst lukte het, maar toen floten de figuren op hun houten fluitjes. Een paar seconden daarna kwamen er drie draken uit de bosjes. De draken begonnen hun koppen in de richting te draaien van David en Sofie. “ Snel, David! Vlucht! Ik houd ze wel bezig. ” Zei Sofie, ze probeerde de draken te slaan met haar poot. Opeens begonnen de gepantserde figuren een net uit hun zakken te halen. Ze bonden het aan elkaar en het begon vreemd te gloeien. David sprong snel in de bosjes. Hij duwde de struiken opzij, zodat hij het gevecht goed kon zien. De gepantserde figuren gooiden het net over Sofie heen en het gaf haar een schok. Ze veranderde weer terug in haar normale form, ze was bewusteloos! David wou bijna uit de bosjes springen, maar de woorden van Sofie waren erg duidelijk. Hij sloot zijn ogen toen de gepantserde figuren naar Sofie toe liepen. “ Ze gaan vast iets vreselijks doen met Sofie. ” Zei David zacht tegen zichzelf, hij liep voorzichtig achteruit. Wacht, Dacht David opeens, ik weet de weg zelf niet ik heb Sofie nodig! Hij liep weer terug naar de struiken waar hij net stond. Maar er was niks! David rende er naar toe, hij onderzocht elk plekje stukje voor stukje. Uiteindelijk vond hij een pootafdruk. De afdruk was nog vers en de klauwen van de draak waren erin gedrukt. Die draken zullen vast erg gevaarlijk zijn met die klauwen. Dacht David, hij moest denken dat hij tegen zo’n beest moest vechten. Meteen zette hij die gedachte uit zijn hoofd. Hij volgde het spoor van de draken. “Sofie waar je ook bent ik zal je vinden!” Zei David, hij liep door de struiken en was verdwenen.
Laatst aangepast door Sofie op za feb 12, 2011 10:17 am; in totaal 1 keer bewerkt
Sofie Admin
Aantal berichten : 45 Registratiedatum : 04-02-11 Leeftijd : 26 Woonplaats : Den Haag
Ciamora profiel Element: Duisternis Rang:: Krijger Extra:: Heeft een draak.
Onderwerp: Re: Het verhaal. vr feb 04, 2011 6:02 pm
Hoofdstuk 3
Het gesleep maakte haar wakker en Sofie deed haar ogen open. Ze zag heel Darkride voor zich. De donkere leegtes, de bomen hadden geen bladeren of bloemen. De bewoners keken haar met achtende ogen aan. Ze hoorde een paar bewoners fluisteren: “Zo te zien hebben de Drakenkrijgers weer iemand te pakken, hoop maar dat ze bij hen mag. Ze zou haar leven dan kunnen beteren.” Bij hen aansluiten nooit! Maar ik heb nog nooit iemand gezien die er uit is gekomen zonder dat hij aansloot of gevangen was genomen. Sofie slikte even en blijkbaar hadden de Drakenkrijgers gehoord dat ze wakker was. “De slaapkop is eindelijk wakker. En goed geslapen?” Vroeg een van de Drakenkrijgers, hij keek haar met gemene ogen aan. Sofie keek weer door het net en zag dat ze al bijna bij het kasteel der Duisternis was. Ze keek naar de draken om te zien of de Drakenkrijgers David ook te pakken hadden. Gelukkig hadden ze hem niet gepakt. Sofie wist dat David de weg niet alleen de weg kon weten, dis had ze toen ze de poort naar Ciamora binnenkwamen een kaart en de informatie in zijn tas gedaan. Alles over de stammen en wat ze doen. En een zeer speciale kaart die magisch was, zeg wat je wilt vinden en het laat het zien. Opeens stopten de Drakenkrijgers en maakte het net los waar Sofie in zat. Sofie kreeg magische handboeien om, ze knelde haar polsen erg. Ze moest wel met ze meelopen, want een van de Drakenkrijgers stond achter haar met een schaduwzwaard. “Lopen!” Schreeuwde een van de Drakenkrijgers, hij porde haar met zijn zwaard. Sofie spuugde op de grond voor zijn voeten en liep door. Ze ging de poort door van het Schaduwkasteel. Op de muren stonden verschillende beelden. Als dit niet het Schaduwkasteel was zou Sofie erg vaak er geweest zijn. Ze liep het kasteel binnen en kwam in de hoofdzaal. De muren glommen en de vloer leek wel een spiegel. “Zelfs voor de Duisteren is dit erg mooi.” Zei Sofie, ze zei het per ongeluk hardop en de Drakenkrijgers lachten duister. Waarom zouden ze zo lachen? Vroeg Sofie zich af, ze werd naar een klein kamertje gebracht en werd ruw op een stoel geduwd. “Ik kan echt wel zelf gaan zitten hoor!” Zei Sofie boos, ze probeerde de kamer te bekijken, maar er was geen licht. “Welkom Sofie, leuk dat je langskomt.” Zei een stem vanuit het donker, zijn stem klonk vol duisternis. Hij deed een stap in het licht en nu kon Sofie zijn gezicht zien. Sofie keek naar een lange man met een lange zwarte mantel over zijn hoofd en met zwart haar. Zijn ogen hadden een groene tint en ze glimden duister. “En wie mag jij zijn?” Vroeg Sofie, ze vroeg het eigenlijk een beetje arrogant. Het figuur deed een paar stappen naar voren en fluisterde in Sofie’s oor: “Ik ben de koning van de Duisteren. Ik ben Zaviron.” Zei hij, hij liep weer naar de duisternis en deed een kaars aan. Nu kon Sofie eindelijk de kamer zien. Maar tot grote schrik wist Sofie wat voor een kamer het was: namelijk een hypnosekamer. Dus hier worden nieuwe Drakenkrijgers opgekeid. Dacht Sofie, ze keek de kamer goed rond om te zien of ze haar ketting ergens los kon snijden. Ze zag nog niks, maar toen zag ze dat Zaviron terug was. Hij had een vreemde zwarte steen vast het leek net alsof er een klein zwart gat in zat, want de binnenkant van de steen draaide de hele tijd rond en rond. Sofie schudde haar hoofd om weer helder te worden. Hij wil me gaan hypnotiseren! Ik moet hier weg. Dacht Sofie, ze keek nog een keer vlug o haar heen en toen zag ze een scherp afgebroken steentje. Maar ze kon het niet pakken nu Zaviron in de buurt stond. Ze kneep haar ogen dicht om niet gehypnotiseerd te worden. Heel voorzichtig leunde ze naar achter en tastte op de grond. Hebbes! Ze pakte het steentje op en trok haar arm snel terug. Ze voelde waar het scherpe puntje zat en prikte haar vinger per ongeluk. Ze deed alsof ze de pijn niet voelde en begon te snijden aan het touw. De duisteren konden niet erg goed touw weven, want na een paar tellen was het touw al los. Maar ze kon niet zomaar weggaan, want Zaviron stond daar nog. Ze voelde aan haar riem en voelde dat de Drakenkrijgers haar dolk niet hadden ingenomen. Ze gooide het steentje in een hoek van de kamer en als ze hoopte keek Zaviron om. Sofie sprong uit de stoel en wanneer Zaviron omkeek kreeg hij grote verraste ogen. Sofie rende snel de kamer uit en graaide voor haar spullen. Ze rende door de poort en keek wild om zich heen, gelukkig was het nacht en waren de Drakenkrijgers weg. Ze veranderde in een zwarte panter en rende naar het donkere woud. Zelfs zij wist hier de weg niet, maar ze moest terug naar David, voordat ze hem te pakken kregen. Maar achter haar hoorde Sofie de hoornen van de Drakenkrijgers. Ze wisten dat ze was ontsnapt. Nu was het nog moeilijker om naar David te gaan. Maar Sofie rende zo hard mogelijk door en ze was zonder dat ze het wist al bij de grens, want het kasteel was aardig dicht bij de grens gebouwd. Ze keek uit de bosjes of er geen vijanden waren. Ze trippelde zachtjes naar de overkant, ze sprong snel weer in een ander bos. Hier ben ik gepakt! Dacht Sofie, ze liep naar de open plek en besnuffelde alles. Uiteindelijk had ze Davids geurspoor en volgde het totdat ze bij een oud huis aankwam. Ze hoorde voetstappen vanachter het huis en zag dat David er achter vandaan kwam. Toen hij Sofie zag kwam er een grote glimlach op zijn gezicht. Sofie veranderde snel terug en liep naar hem terug. “Ik heb de Drakenkrijgers nog maar net overleefd, maar ze zijn nu naar me opzoek en ze zijn woedend!” Zei Sofie, ze gebaarde David dat hij het huis binnen moest gaan. Gelukkig gehoorzaamde hij en liep met Sofie mee naar binnen. “Woont hier niet iemand?” Vroeg David, hij bekeek de muren die vol met schilderijen van fantasiedieren hingen. “Nee, deze mensen zijn allang verhuisd. Ik gebruik dit soms als opslag voor mijn spullen. Ik zwerf al heel lang rond in Ciamora en elke keer als ik in een nieuwe stad kom koop ik een speciaal ding. Ik heb ook al mijn wapens hier staan. Ik denk dat we er maar een paar mee moeten nemen.” Zei Sofie, ze liep de trap op en wees David een kamer met een gigantische kast. Sofie trok de kast open en er vloog een wolk stof uit. Toen de wolk weg was zag David wat er in de kast stond. Verschillende bogen lagen op de bodem, daarboven lagen allemaal verschillende wapens. De pijlen zaten in drie verschillende kokers. Sofie pakte twee bogen en gaf er een aan David. “Hier. Dit heb je nodig om met vijanden van veraf te vechten en natuurlijk om prooi te vangen.’ Zei Sofie, ze duwde de boog in Davids handen. Daarna pakte ze een mes en een koker vol met pijlen. Deze gaf ze ook aan David. Zelf pakte ze ook een boog, deze was versierd met verf. Zelf pakte ze de twee overige kokers. Ze stond op haar tenen om boven in de kast een grijze tas te pakken. Ze legde de koker in de tas samen met twee bijlen. “Dit zou genoeg moeten zijn voor de reis.” Zei Sofie, ze legde de tas op haar schouder en liep de kamer uit. David besloot haar te volgen, de trap kraakte toen hij eraf liep en Sofie stond in de woonkamer. “We kunnen hier maar beter aan paar dagen blijven.” Zei Sofie, ze keek uit het raam haar ogen zaten vol met angst. David liep naar het raam toe en zag in de verte een paar zwarte figuren lopen met reusachtige beesten naast hen. Drakenkrijgers! “Ze zijn naar ons opzoek.” Zei Sofie, ze keek nog steeds uit het raam en deed snel het gordijn dicht. “We moeten straks gaan jagen als de Drakenkrijgers iets verder weg zijn.” Zei Sofie, ze legde alvast haar boog klaar op een houten tafel. David legde de zijne ernaast en ging op een kruk zitten, hij keek de kamer rond. Helaas is hier geen elektriciteit. Dacht David somber, hij dacht aan zijn DS. Sofie had ondertussen twee borden gepakt en legde ze klaar mop de tafel. Ze liep naar de keuken en deed een kast open. Ze zocht hem goed door. “Uhmm, wat gaan we eigenlijk eten?” Vroeg David voorzichtig, hij probeerde in de kast te gluren. Hij zag verschillende potjes staan, vast om vast langer houdbaar te houden. Sofie pakte een potje met een rood spul erin en eentje met iets bruins. Ze liep terug naar de tafel en zette het op de tafel. “Wat is het eigenlijk?” Vroeg David, hij bekeek het potje goed. “In het rode potje zit mijn laatste beetje Micra kruiden gemengd met gestampte Licra veren, die versterken de krachten van Asaraʾs, maar jij kan het ook eten hoor. En in het bruine potje zit Scradon vlees. Een Scradon is een soort reusachtige muis met slagtanden en een Licra is een prachtige vogel met regenboogkleurige veren.” Zei Sofie, ze maakte de potjes open en schepte het voedsel op. David keek naar het hoopje en prikte erin met zijn vork. “Als je er zo naar kijkt is het vies, maar het is ook ingeblikt geweest dat doe ik niet vaak omdat het dan zijn smaak verliest. Maar als je het vers hebt is het overheerlijk.” Zei Sofie, ze nam een hap van haar eten en slikte het snel door. David nam een schep op zijn vork en stopte het in zijn mond. Het smaakte slijmerig en raar, het was niet moeilijk om door te slikken. Het eten was snel op en ze hadden allebei nog honger. “Ik ga even kijken of de Drakenkrijgers al weg zijn, dan kunnen we gaan jagen.” Zei Sofie, ze liep naar het raam en duwde het gordijn voorzichtig opzij. “Ik denk dat ze nu wel weg zijn, er liggen wel sporen voor het huis, maar ik kan zien dat ze al oud zijn. Kom, laten we gaan.” Zei Sofie, ze pakte haar boog en een koker met pijlen. David pakte de zijne en liep haar achterna, klaar om te jagen. Sofie sloop rustig door het bos, ze keek om of David wel achter haar liep. Er klonk geritsel in de struiken en Sofie spande haar boog. De pijl glinsterde in het zonlicht. Er kwam een hertenkop omhoog, maar dit hert had een hoorn op zijn neus. “Niet bewegen! Dit hertensoort is zeer agressief. ” Fluisterde Sofie, haar ogen waren nog steeds gericht op het hert. “Ga jij maar alvast verder, maar heel erg stil!” Fluisterde Sofie, ze nam een stap naar voren. David sloop naar het dichtstbijzijnde bosje en sprong er zo zacht mogelijk in. David keek niet om naar Sofie en het hert, hij zou haar maar afleiden. David keek rond om te zien of hij een dier kon zien. “Niks!” Zuchtte hij, hij liep maar door en hij hoorde opeens iets ritselen. David sloop ernaar toe en duwde voorzichtig de struiken opzij. Hij zag een jong konijntje op de grond zitten. David voelde al zijn instincten op scherp staan. Hij spande zijn boog en richtte op het konijn. Het dier keek op toen hij zijn boog bewoog. Gealarmeerd sprong het weg, maar net voordat het in de bosjes kon springen kwam er een pijl door zijn nek. David keek op en zag Sofie voor hem staan met het hert over haar schouder. “Dacht je nou echt dat ik je alleen liet in dit bos?” Zei Sofie, ze had een grote glimlach op haar gezicht. Ze liep naar het konijn die had gestopt met ademhalen. Ze pakte het diertje op en liep richting het huis. “Zijn we nu al klaar met jagen?” Vroeg David, hij zag dat Sofie het hert achter haar aan sleepte. “Nee, nog niet we moeten nog wat jagen voor onderweg.” Zei Sofie, ze legde de dieren in het huis. “Zo! Dan kunnen ze niet worden gestolen door iemand.” Zei Sofie, ze klopte haar handen af en veegde ze af aan haar kleren. Ze liep weer richting het bos en pakte alvast haar boog. “Ga jij maar naar links dan pak ik de rechter kant.” Zei Sofie, ze wees naar de linker kant en rende de rechter kant op. “Ik zie je over een uurtje bij het huis.” Zei ze nog over haar schouder. David knikte nog en liep naar het bos. De zon was ondertusen al bijna onder aan het gaan. David besloot stil te staan en te luisteren naar het bos, overal hoorde hij dieren rond rennen. Hij keek door de struiken en zag een wolf aan zijn prooi eten. “Sofie? Ben jij dat?” Vroeg David, de wolf keek op en gromde gevaarlijk. Hij stond op en liep op David af. David rende zo hard mogelijk weg, maar toen kwam er een idee in zijn hoofd. Hij klom in de dichtstbijzijnde boom en spande zijn boog. De wolf was ondertussen onder de boom gaan staan en blafte wild in het rond. “Sorry wolfje, maar als je zo doorgaat haal je er nog meer wolven bij en dan kan ik niet meer verder.” Zei David zacht, hij liet de pijl gaan en die kwam in de wolfs zijn schouder. De wolf jankte van de pijn en viel neer op de grond. David sprong uit de boom en keek naar de wolf, hij ademde nog zwak en David keek er naar. Hij vond het eigenlijk erg zielig. Hij trok de pijl uit de wolf en liep weg. Maar toen zag hij een plantje die hij vaker had gezien in zijn wereld. “Hiermee kan je wonden helen!” Dacht David, hij trok een paar bladeren eraf en liep weer naar de wolf. Hij maalde ze snel samen en smeerde de kruiden op de wond, de wolf gromde even maar toen was hij stil. Hij was niet dood en hij begon even te staan. “Niet aan het spul likken, het smaakt heel erg vies.” Zei David, hij wist dat de wolf hem niet kon verstaan, maar hij hoopte dat hij het wel zou begrijpen. David besloot de wolf alleen te laten en verder te gaan jagen. Hij keek door elke struik om te zien of hij iets zag. Bij een struik zag hij een bruine vogel zijn veren te wassen. Hij kon David niet zien dus kon hij hem makkelijk doden. Hij spande zijn boog en pakte een pijl. De pijl gleed gemakkelijk in de boog en hij zou er ook makkelijk uit schieten. Hij richtte op de nek van de vogel en schoot. Heel even gaf de vogel een piep, maar daarna was hij stil en lag hij op de grond. David keek naar zijn mooie vangst en liep met veel geluid naar de vogel toe. Hij trok de pijl uit de nek van de vogel, maar opeens ritselde de struiken en kwamen er drie wolven uit. David herkende de middelste wolf, die had hij geraakt met een pijl. David slikte en kneep zijn ogen dicht tegen de pijn die zou komen van de wolven, maar er kwam niks! Hij deed voorzichtig zijn ogen open en de wolven zaten voor hem. Hun ogen keken hem doordringend aan en de middelste wolf deed zijn bek open. “Welkom zoon van de koning. Wij zijn hier gekomen om je te trainen en je Asara vorm te laten activeren. ” Zei de wolf, hij stond op en liep naar David toe. “Ben ik een Asara?” Vroeg de David. “Ja, in de voorspelling staat dat de zoon van de koning een Asara is.” David ging staan en de wolf seinde met zijn staart dat David hem moest volgen. David liep door de struiken en het werd donkerder en David kon bijna niks zien. Uiteindelijk kwamen ze uit bij een prachtig verlichte open plek met overal struiken en bomen met prachtige bloemen. David keek de hele open plek rond. De wolven liepen naar het midden van de open plek en David liep naar hen toe. “Hier ontdekken Asaraʾs hun krachten en hun vorm.” Zei een van de wolven, hij ging op een boomstronk zitten. “Kom in het midden staan, dan zal je jou vorm ontdekken.” Zei een wolf, hij keek David aan en wees met zijn staart naar het midden van de open plek. David liep ernaar toe en stond stil, hij wachtte totdat hij iets voelde maar er kwam niks. Teleurgesteld liet David zijn hoofd zakken en keek naar de grond. Maar toen hij naar de wolf keek zag hij dat de wolf gewoon bleef kijken naar hem. Misschien hoort het wachten wel bij de ceremonie. Dacht David. Opeens voelde hij iets in zijn voeten. Hij keek naar beneden en zag dat ze haren hadden gekregen. Na zijn voeten volgde zijn lichaam en zijn hoofd. Uiteindelijk stond David op vier poten. De wolven bekeken hem goed en knikten. “Je Asara vorm is een jaguar, dat is een machtig dier. Je kan nu weer gaan, gebruik je vorm goed en dan zal je je element ontdekken.” Zei een van de wolven, ze liepen door de struiken en waren verdwenen. David testte zijn nieuwe gedaante uit door eerst te gaan lopen. De wind streek heerlijk door zijn vacht. Het is heerlijk om een Asara te zijn! Dacht David, hij keek omhoog naar de sterrenhemel. Opeens schoot hem iets te binnen. Ik moet terug naar Sofie! David rende naar de struiken waar hij binnen was gekomen. David was ondertussen al gewend aan zijn Asara vorm. Hij snoof de geuren op en rook nog net de geur van de vogel die hij gedood had. Hij rende naar de vogel en pakte het in zijn bek op. Hij keek rond of hij het huis al kon zien, maar het was net te donker.Overal rond hem schoten allerlei donkere figuren rond. David snoof hun geuren op, maar rook dat het maar prooidieren waren die hem niks konden doen. Hij liep voorzichtig in het bos rond zodat hij geen gevaarlijke roofdieren kon alarmeren. De maan liet alles zilver kleuren en David kon opeens een glimpje stenen opvangen. Hij rende door de struiken ernaar toe en sprong over een omgevallen boomstam. De vogel bewoog even toen hij neer kwam, maar hij trok zich daar niks van aan. Het huis kwam steeds dichterbij en David stond buiten het huis. Opeens hoorde hij achter hem gegrom, hij draaide zich om en zag een zwarte panter achter hem staan. De panters tanden waren onthuld en je zag de scherpe randjes erom heen. De panters ogen stonden vol met woede, het deed een stap naar voren en zette zich af van de grond. Het maakte een gigantische sprong en sloeg zijn klauwen in Davids vacht. De pijn gleed door zijn hele lichaam. Hij sloeg een klauw in de panters schouder, gelukkig sprong de panter van hem af, maar dat was niet het laatste wat hij deed. De panter draaide zich om en liet zijn witte scherpe tanden zien. “Hoe durf jij hier te komen!” Siste de panter, iets in de stem deed David aan iemand denken, maar hij wist niet precies aan wie. “Ik….. ik….. kom Sofie zoeken, ik ben David ik heb een Asara vorm gekregen.” Zei David zacht, hij zag dat de panter zijn vacht liet zakken en hij veranderde in Sofie. “David! Ik was zo ongerust! Je bleef maar weg en ik dacht dat je gevangen was genomen.” Zei Sofie, ze liep naar David toe en aaide hem even. “Kom, laten we maar naar binnen gaan, dan maak ik het eten klaar. He, je hebt zelf een prooi gevangen, wat goed van je!” Zei Sofie trots, ze liep naar binnen en David volgde haar. Hij veranderde weer terug in zijn normale vorm en deed langzaam de deur achter zich dicht.
Sofie Admin
Aantal berichten : 45 Registratiedatum : 04-02-11 Leeftijd : 26 Woonplaats : Den Haag
Ciamora profiel Element: Duisternis Rang:: Krijger Extra:: Heeft een draak.
Onderwerp: Re: Het verhaal. vr feb 04, 2011 6:03 pm
Hoofdstuk 4
De avond was aan gebroken Sofie en David hadden net gegeten. Sofie zat op de bank van rendieren huid. Ze plukte aan de stroeve haren, ze gleden langs haar hand. Ze keek naar David om te zien wat hij aan het doen was. Hij tekende wat op berkenbast papier en met Kwinzel inkt. De avond was al heel snel gegaan en ze waren allebei doodop. “Ik ga alvast slapen, doe jij het licht uit en wil je ook het haardvuur uitmaken. We willen niet dat de Drakenkrijgers het huis gaan onderzoeken.” Zei Sofie, ze pakte de deurknop en draaide hem om. David knikte, maar keek niet om. Sofie sloot de deur en liep de trap op. Heel even kraakte de trap onder Sofies gewicht, maar algauw was ze boven en liep ze naar een kamer. De muren van Sofies kamer waren mooi beschilderd door de vorige bewoners. Ze liep naar haar bed en ging heerlijk liggen. Het donzige dekbed kriebelde onder haar voeten. Het was te koud onder haar eigen dekbed, dus deed ze iets wat ze bijna nooit deed. Ze veranderde in haar Asara vorm, meteen vloeide de warmte door haar lichaam heen. Al heel snel viel ze in een diepe slaap. Een droom overheerste al snel haar rustige slaap. Sofie hoorde overal stemmen fluisteren. Je hoort hier niet, je moet hier weg. Naar je echte plek. Sofie keek wild om haar heen om een van de Fluisteraars te kunnen zien. Maar helaas lukte dat niet, maar wat bedoelde ze? Al gauw kwam een wit licht dichterbij en schrok Sofie wakker, ze lag weer in haar bed. Ze was weer in haar normale vorm verandert en de deken lag stevig om haar heen. Ze stapte voorzichtig haar bed uit en liep naar de deur. De deurknop voelde koud toen ze hem omdraaide. Ze gluurde om een hoekje en zag David nog in zijn bed liggen. Ik laat hem wel daar liggen. Ik zal alvast een ontbijt maken, dan veras ik hem. Dacht Sofie, ze liep de trap zachtjes af zodat ze David niet wakker zou maken. Ze duwde langzaam de deur open en zag de woonkamer voor zich. Er lagen nog een paar tekenspullen op tafel en de gordijnen waren dicht. Het hardvuur was uit, zoals Sofie had gevraagd. Sofie trok de gordijnen open en liep naar de tafel. Ze deed de spullen in een bakje en zette ze terug in de kast. Ze liep naar de keuken en deed een kast open. Ze pakte een groot brood en wat andere spullen. Ze zette de spullen op tafel en sneed het brood in kleine stukjes. Het weer was prachtig vandaag, want de zon scheen sterk door het raam. Misschien kunnen we vandaag al vertrekken, we zullen dan eerder aankomen. Dacht Sofie, ze keek naar een klein eekhoorntje die op een nootje knabbelde. Het diertje keek op en vluchtte een boom in. Opeens kwam er een groot beest langs, zijn klauwen sloegen tegen de boom aan. Zijn kleine zwarte ogen waren op de eekhoorn gericht. Het hulpeloze diertje probeerde nog verder de boom in te klimmen, maar dat lukte niet omdat het beest de boom heen en weer schudde. De eekhoorn viel op de grond en rende het bos in. Het beest keek woedend om zich heen, omdat hij zijn prooi was kwijt geraakt. Opeens richten de oogjes zich op Sofie, ze keken haar doordringend aan. Ze sloot snel de gordijnen en liep naar de tafel. Ze hoorde voetstappen van de trap vandaan komen en David verscheen voor de deur. “Goed geslapen?” Vroeg Sofie, ze gebaarde hem te gaan zitten en deed dat zelf ook. David rekte zich even uit en schoof de stoel opzij. Sofie pakte een stuk brood en pakte een mes. David had ook een stuk brood gepakt en smeerde er boter op, daarna deed hij er wat kaas op. Ze aten totdat ze erg vol zaten en ze waren bezig hun reis voor te bereiden. “Dus wanneer gaan we?” Vroeg David, hij had zijn boog en pijlen bij elkaar geraapt en zocht naar meer spullen die hij mee kon nemen. “Ik heb besloten dat we vandaag nog vertrekken. We zullen daarvoor nog even gaan jagen voor onderweg.” Zei Sofie, ze pakte een kaart en bekeek die goed. Ze pakte daarna haar boog en liep naar het raam. Het beest was al weg, maar er waren nog steeds verse sporen. “Laten we maar gaan en snel, er was net een beest langs die ik niet kende. We moeten stil en snel zijn en niet langer dan een uurtje naar buiten.” Zei Sofie, ze gebaarde David dat hij mee naar buiten moest gaan. Ze deed de deur open en het zonlicht scheen in haar gezicht. Ze keek naar de overkant waar het grote bos stond. Vanaf vandaag zal ik hier een tijdje niet meer komen, maar wat bedoelde die droom? Sofie keek even naar David die naar een vogeltje keek dat in zijn nest zat. Als dat vogeltje daar zit zal dat beest niet in de buurt zijn. Dacht Sofie, ze liep naar het bos en luisterde er aandachtig naar. Ze hoorde een klein twijgje kraken en er kwam een zwarte panter uit. Zijn haren glansden en zijn ambere ogen glommen. Sofie pakte haar boog en trok snel een pijl uit haar koker. Wat zou een zwarte panter hier nu doen? Vroeg Sofie zich af, de wolf sloop steeds dichterbij en stond nu tegenover haar. “Sofie, ik heb een bericht voor je.” Zei de wolf, zijn witte tanden glommen wanneer hij sprak. “Wie ben je en van wie is het bericht?” Zei Sofie, ze hield nog steeds de pijl op de wolf gericht. De wolf boog zijn hoofd en lachte even. “Slim van je om dat te vragen. Ik ben Slyce, boodschapper der wolven. Ik breng de berichten rond voor de stammen. Dit bericht komt van je zus Pien.” Zei Slyce, hij liep naar Sofie toe en liet haar een koker rond zijn hals zien. Ze maakte het touw los en maakte de koker open. Een oud stuk papier rolde eruit en Sofie maakte het open. Beste Sofie, ik heb dringend je hulp nodig. De Duisteren hebben mijn dorp aangevallen met de Drakenkrijgers. Overal brandt het vuur los en ik heb je hulp nodig! Ik weet dat we een grote ruzie hebben, maar nu kan ik je hulp echt goed gebruiken. Ik ben gevlucht in de buurt van het Drakengebergte. Ik weet dat het daar gevaarlijk is, maar de Drakenkrijgers zoeken me. Zoek me alsjeblieft op. Ik ben je dan echt dankbaar en mijn dank gaat ook naar Slyce. Zonder hem zou ik je nooit bereikt hebben. Groetjes Pien. Sofie keek de brief nog goed na en dacht diep na. Ze hadden inderdaad een grote ruzie. Maar ze kon haar zus toch niet achterlaten? Slyce keek haar aan en zijn staart hing stil. “En, wat ga je doen?” Vroeg Slyce, hij ging zitten op een zacht stukje mos. “Ik weet het nog niet ik moet het eerst overleggen met Da..” Ze werd onderbroken door het gegrom van Slyce, hij liet zijn witte tanden zien. Sofie draaide zich om en zag dat de struiken ritselden en dat David eruit kwam. “Rustig Slyce! Het is David, de zoon van de koning!” Zei Sofie, ze zag dat Slyce zich weer ontspande en weer ging zitten. “Sofie, wie is dit?” Vroeg David, hij ging naast haar staan. Sofie wou net haar mond open doen toen Slyce haar onderbrak. “Ik ben Slyce, de boodschapper van de wolven. Sofie had een bericht gekregen van haar zus. Ik denk dat ik weer moet gaan, we zullen elkaar vast nog wel eens zien.” Slyce verdween tussen de struiken. “Waarom heb je me nooit verteld dat je een zus had? En wat is er met haar?” Vroeg David, Sofie hoorde een klein toontje woede in zijn stem. “Mijn zus heet Pien en haar dorp is aangevallen door de Duisteren en de Drakenkrijgers. Je hebt nog nooit van haar gehoord, omdat.. omdat we een grote ruzie hebben.” Sofie keek naar haar voeten en ze voelde dat David nog steeds naar haar keek. “Hoe zijn jullie dan in die ruzie gekomen?” Vroeg David. “Goed ik zal het vertellen. Vroeger waren Pien en ik beste vrienden, we deden alles samen. Maar toen moesten we naar school en werd alles anders. Pien kreeg al snel nieuwe vrienden, maar mij lachte ze maar uit. Omdat zij allemaal hun element al hadden, maar ik niet. Uiteindelijk werd Pien 13 en kreeg ze haar element, licht. Daardoor werd ze erg populair en ik was een jaar jonger. Ik werd gepest, omdat ik mijn element nog niet had. Maar Pien kwam niet voor mij op, ik werd erg kwaad daardoor. Ik heb daarna al haar spullen kapot gemaakt. Ze was echt kwaad daarna en zei dat ze me nooit meer wou zien. En kijk eens wie nu hulp nodig heeft, ik sta op het punt mijn element te krijgen. Over Morgen zal ik het ontdekken en dan word ik niet meer gepest.” Haar stem werd op het eind een beetje kwaad, maar Sofie had het niet door. “Dan zullen we een omweg moeten nemen.” Zei David, hij pakte zijn boog en ging het bos weer in. Ja, laten we maar gaan jagen. En Pien ik zal je nu redden, maar dat zal ik verder nooit meer doen! Dacht Sofie, ze liep achter David aan om te gaan jagen. Het was al middag toen Sofie en David klaar waren met jagen. Ze hadden een Licra en 2 Slycra’s gevangen. De Slycra is een zeldzame vogel die niet kan vliegen. Ze sleepten de prooien naar het huis en legden ze er voor neer. Ze gingen naar binnen en pakten hun spullen in. Al heel snel waren ze klaar met inpakken en gingen ze op weg naar Pien in het Drakengebergte. “Het is ongeveer 2 dagen reizen te voet, maar als we in onze Asara vorm veranderen kunnen we het vannacht nog bereiken.” Zei Sofie, ze deed al haar spullen in een grote tas en deed die om haar rug. “Dan veranderen we maar, maar hoe moet het dan met onze spullen?” Vroeg David, hij legde zijn tas neer en keek Sofie aan. “Doe gewoon je tas als een rugzak om en verander dan.” Sofie deed haar tas zo om en veranderde in een zwarte panter. David deed hetzelfde en werd een jaguar. Sofie likte haar vacht schoon, ze rekte zich uit en knikte naar David. “Kom, laten we maar gaan.” Ze rende het bos in en hoopte dat David haar zou volgen. Sofie voelde verschillende ogen naar haar kijken, maar ze rende gewoon door. De wind gleed heerlijk door haar vacht en ze was ondertussen bij een rivier aangekomen. Ze nam een grote aanloop en sprong erover heen. Water spetterde op toen ze net bij de rand neerkwam. Ze keek om naar David en zag hem een aanloop nemen. Hij landde met zijn achterpoten in het water en probeerde op de kant te komen. Hij zette zich af en kwam netjes op zijn poten terecht. Hij schudde zich uit en zijn vacht was 2 keer zo groot. Sofie draaide zich om en rende weer door. De struiken raakten haar vacht aan, de heerlijke bosgeuren dreven haar neus binnen. De zon ging steeds een stukje naar beneden en uiteindelijk nam de nacht het over. Sofie en David waren ondertussen al bij de grens van Dragonië, het rijk van de Drakenkrijgers, aangekomen. Een ijzige wind waaide door Sofie’s vacht, ze zocht de lucht af op een geurspoor van Pien. Een zwakke geur dreef haar neus binnen, Pien! “David! Ik heb haar geurspoor gevonden, volg mij!” Ze volgde Piens geurspoor en ze zag in de verte een glimp van bergen. Haar poten wilden geen stap meer verzetten en zij ook niet, maar ze moest wel! Ze sloeg haar klauwen uit en kneep de grond samen. “Waarom ben je gestopt?” Vroeg David, Sofie voelde dat hij naast haar kwam staan. Ze zuchtte even en ging zitten op de koude grond. “Ga jij maar alvast verder, ik moet even nadenken. Volg de bergen en haar geurspoor, ik ben er morgen, dat beloof ik.” Ze hoorde David de lucht op snuiven en hoorde hem verder rennen, op weg naar Pien. Sofie probeerde hem nog op te vangen, maar de sterrenhemel gaf haar niet genoeg licht. De duisternis werd met de seconde donkerder en uiteindelijk kon ze niet veel meer zien. Ze voelde opeens iets bij haar poten tintelen, ze keek vlug omhoog en zag dat de maan aan de overkant van de hemel stond. Ze zou nu haar element krijgen! De tinteling hield op en er scheen een wit licht op haar. Ze kneep haar ogen dicht tegen het velle licht. Ze voelde een vreemd gevoel in haar maag. Ze sloeg haar nagels uit en sloeg ze in de grond. Het licht verdween en Sofie zat op de grond. Een ijzige kou liep door haar lichaam. “Wat is mijn element nou!” Riep ze kwaad, ze was niet meer bang dat iemand haar zou horen. Ze wou haar element ontdekken. Je hebt je dertiende jaar bereikt en je hebt je element verdient. Het element is nu in jouw macht en je zal het kunnen gebruiken tegen je vijanden en je vrienden. Je element is duisternis. De duisternis zal door je lichaam verspreiden en je zal je overgeven aan je slechte kant. De stem verdween en Sofie zat daar met haar poten onder haar lichaam. Duisternis? Wat heb ik misdaan? Een grote woede kwam in haar geest en ze sloeg haar klauw tegen een steen. De zon kwam op en verlichte het land. De steen waar ze tegen had geslagen was zwart geworden en viel ineen. Sofie liep verder naar het Drakengebergte. Ze had geen zin om zich te haasten, dus liep ze in een matig tempo. De stenen werden onderweg steeds groter en groter. Sofie rook een sterke geur van David en Pien. Ze kwam uiteindelijk bij een grot uit die er helemaal naar rook. “Sofie?” Zei een zwakke stem, Sofie liep naar binnen met veel tegenzin. De grond werd verwarmd door een zwak vuurtje. Pien lag in een hoekje en David had een deken om haar heen geslagen. Sofie veranderde weer terug en ging bij het vuur zitten. Jij hoort hier niet thuis. Hoorde ze zachtjes. “Ik kom je helpen en je bent er ook nog eens ondankbaar voor!” Zei Sofie kwaad. “W....wa....waar heb je het over?” Zei Pien zacht, ze kroop ineen. “Je fluistert ‘jij hoort hier niet thuis’ tegen David. Ik kan nu ook weg gaan en David je mag dan gaan kiezen.” Gromde Sofie, het was waar dat de duisternis in haar zat en het zou gauw haar helemaal bezitten. “Ik heb helemaal niks gezegd.” Zei Pien zwakjes, ze ging rechtop zitten en leunde tegen de grotwand. “Sofie, doe gewoon rustig en ga slapen. Ik heb alles al aan Pien verteld en morgen vertrekken we naar Gravalië.” Zei David, hij liep naar de ingang van de grot en pakte de prooien. “Pien, we hebben wat prooi meegenomen en je hebt al dagenlang niks gegeten. Ik zal het wel klaarmaken en dan zullen we met z’n allen gaan eten.” Zei David, hij legde een Slycra in het vuur. Sofie bleef even in het vuur staren en opeens zag ze iets. Een leger van krijgers en fantasiedieren stond tegen over een ander leger. Het andere leger was in de meerderheid en zat vol met zwarte figuren. De Duisteren! En midden in het duistere leger stonden 2 mensen. Sofie vernauwde haar ogen en herkende wie het waren. De een was Navar, zijn zwarte pantser glom in de opkomende zon en naast hem stond in een duister pantser, Sofie!
Sofie Admin
Aantal berichten : 45 Registratiedatum : 04-02-11 Leeftijd : 26 Woonplaats : Den Haag
Ciamora profiel Element: Duisternis Rang:: Krijger Extra:: Heeft een draak.
Onderwerp: Re: Het verhaal. vr feb 04, 2011 6:04 pm
Hoofdstuk 5
David was de rest van de ochtend naar de Slycra aan het staren. Het vlees werd bruiner en bruiner. Hij probeerde het eruit te halen, hij moest zijn hand er snel uit halen, maar hij moest het wel doen. Anders zou Pien verhongeren. Hij keek naar de zus van Sofie en zag dat zij hem ook aankeek. Hij draaide zich weer om naar het vlees. Hij stond op en pakte een bakje gevuld met water. Heel snel stak hij zijn hand in het vuur en pakte het vlees. Zijn hand kermde van de pijn en hij stopte het in het water. Dampen kwamen van het water vandaan en heel ontspannend droogde hij zijn hand af. Het vlees was op de grond gevallen en David raapte het op. Hij legde het voorzichtig op een bord en sneed het met een mes. De heerlijke geur van vlees stroomde zijn neus binnen. Hij schoof het bord naar Pien toe die er hongerig naar keek. “Eet maar, ik heb al gegeten.” Zei David, hij keek toe hoe Pien voorover boog en zich op het vlees richtte. David keek weer naar het vuur, hij zag Sofie slapen, maar er was iets anders aan haar. Hij zag een glimp van een duistere gloed. David schudde zijn hoofd om helder te worden. De duistere gloed was weer verdwenen. Opeens kwam hem iets binnen. Sofie zou haar element vandaag krijgen! David porde Sofie aan en ze werd wakker. “Waarom heb je me wakker gemaakt?” Vroeg Sofie slaperig. “Ik wil weten welk element je hebt.” Vroeg David, hij hoorde Pien stoppen met eten en hij keek om. Pien keek Sofie met geschrokken en trotse ogen aan. Sofie keek heel even naar haar en daarna naar haar schoenen. “O ja, je bent net 13 geworden, dus welk element heb je? Onze familie zou erg trots op je zijn welk element je ook hebt. Behalve dan als je Duisternis hebt, maar dat kan gewoon niet.” Zei Pien, Sofie keek geschrokken en ze balde haar vuisten. “Ach, ik heb gewoon een element, niks speciaals hoor.” Zei Sofie zacht, David kon het nog net horen. “Laten we maar de reis gaan voorbereiden. We moeten nog helemaal naar Darkride om de Duisteren te bespioneren. Gewoon om uit te vinden of ze een oorlogsplan hebben.” Vervolgde ze, ze keek nog steeds naar haar schoenen. Wat heeft Sofie toch? Ze doet opeens zo raar. Dacht David, hij stond op en pakte het bord bij Pien op. “Bedankt dat je me eten hebt gegeven. Ik vind Sofie wel een beetje raar doen. Misschien vindt ze het niet leuk dat ik met jullie mee gaat. Anders blijf ik wel hier hoor.” Zei Pien, ze leek een beetje teleurgesteld om Sofie zo te zien. “Wel nee joh, ze moet misschien gewoon wennen aan haar krachten. En we laten jou hier niet zo achter!” Zei David, hij moest er niet aan denken om Pien hier zo achter te laten. Misschien zou ze wel gepakt worden door de Drakenkrijgers. “Dus Sofie, wanneer gaan we vertrekken?” Vroeg David terwijl hij het bord in het water doop. “Morgenochtend vroeg. Jullie moeten dus vandaag je spullen pakken.” Mompelde Sofie, ze staarde in het knisperende vuur. Het leek wel alsof ze er iets in zag. David droogde het bord af aan een doekje en legde het weer terug. “Dan ga ik alvast mijn spullen pakken. En Sofie, ga jij nog maar wat slapen dan probeer ik wat te jagen. Ga je dan mee Pien?” Vroeg David, hij zag dat Sofie hem kwaad aankeek en toen wierp ze een scherpe blik naar Pien toe. David zag dat Pien haar blik zag en ze stamelde: “Um, ik ga wel mee, maar Sofie let jij dan op de spullen?” Vroeg Pien, ze keek hoopvol naar Sofie, maar die gaf een klein en zwak knikje. “Laten we nu maar gaan dan, anders is alle prooi al weg.” Zei David, hij pakte zijn boog en zijn pijlkoker. Pien stond open rekte zich uit, ze zocht door haar spullen en haalde er een prachtige boog uit. Aan de boog hing een versierde pijlkoker met prachtige pijl. “Ik zie dat je ze mooi vindt, gekregen van mijn ouders. Leuk dat Sofie je die gegeven heeft.” Zei Pien, ze liep naar de ingang van de grot en liep eruit. David rende de grot uit en wierp een laatste blik op Sofie. Ze was opgestaan en ze deed iets met haar hand. “Pien! Kom eens, Sofie doet iets vreemds.” Fluisterde David, Pien kwam iets dichterbij n gluurde door de ingang. Sofie’s hand begon te gloeien en Davids ogen werden groot. “Ze oefent gewoon haar element, niet echt bijzonder, maar nu kunnen we wel zien welk element ze heeft.” Pien kwam iets dichterbij en ze kon het nu helemaal zien. Moeten we haar wel begluren, maar ze wil het ook niet zeggen. Dus het zal wel oké zijn. Sofie kreeg een glimlach op haar gezicht en ze sloeg de gloeiende hand op een grote rots. De rots begon zwart te worden en viel ineen. David keek naar Pien en zag dat haar ogen het niet konden geloven, ze kneep haar ogen dicht en draaide zich om. Ze rende opeens weg. “Wacht Pien!” Schreeuwde David zacht, hij rende achter haar aan en kwam bij een open plek uit. Pien zat op een steen met haar handen voor haar ogen. Een traan liep langs haar gezicht en David sloeg een arm om haar heen. “Nu weet ik wat haar element is en ik ben er niet eens blij mee!” Snikte Pien, ze keek David aan en hij zag dat haar ogen vol met tranen stonden. “Ze heeft Duisternis, wat is daar mis mee? Als ik het vragen mag.” Vroeg David, hij wist dat hij niet veel af wist van Ciamora, maar hij moest het weten. “Goed David, ik zal het je vertellen. Je element hoort bij je persoonlijkheid. Maar Duisternis, die krijgen alleen de mensen die van binnen bij de Duisteren horen. Dus staat Sofie niet aan de goede kant!” Het leek wel alsof Pien de woorden niet kon uitbrengen. “Maar ze is nog steeds bij ons en ze loopt echt niet weg.” Zei David geruststellend, maar hij wist het niet echt zeker. “Kom, laten we maar gaan jagen. Dan vergeet je het allemaal.” David stond op en liep naar een klein bos. Hij duwde de struiken opzij en zag allemaal prachtige bloemen. Hij plukte de mooiste en legde ze bij elkaar. Hij liep terug naar Pien en gaf haar de bloemen. “Dit is om je verdriet te verminderen.” Zei David, Pien pakte de bloemen aan en snoof hun heerlijke geur op. “Dank je David, dit helpt echt.” Ze pakte haar boog op en liep naar het bos. “Laten we maar beginnen.” Het leek net alsof ze haar verdriet achter had gelaten en dat ze weer haar oude zelf was. David stond op en racete achter Pien aan. Het bos zat vol met leven, ieder bosje ritselde wanneer ze er langs liepen. David schrok wanneer Pien stil stond en haar boog spande. Haar ogen waren gericht op een harig dier, met de grote van een poema! “Beweeg alsjeblieft niet! Je moet nu echt uitkijken!” Siste Pien zacht, ze hield haar blik gericht op het beest. David deed een paar stappen naar achter, maar hij ging per ongeluk op een twijgje staan. Het beest richtte zijn blik meteen op David en snoof wild. Zijn voorpoten schraapten langs de grond en hij nam een grote aanloop. Wild draafde het beest op hem af, snel probeerde David in zijn Asara vorm te veranderen. Hij sprong in een bosje, de bladeren raakten zijn vacht kriebelig aan. Het lukte nog maar net, want het beest draafde net langs zijn vacht. Zijn adem klopte in zijn keel, hij gluurde door de bosjes en zag een leeuwin met het beest vechten. Pien! David sprong uit zijn schuilplaats en draafde op het beest af. Hij sprong zo hoog mogelijk in de lucht en sloeg zijn klauwen in de rug van het beest. Het beest gilde het uit en probeerde David met zijn staart eraf te slaan. Helaas kwam de staart net tegen Davids zij. De pijn vloeide door zijn hele lichaam en hij lag op de grond. Hij hoorde de geluiden van het gevecht nog vaag, maar daarna werd alles zwart. De wind gleed door Davids vacht en hij werd wakker op de plek waar hij was neer gevallen. Pien lag aan de andere kant van de open plek en er droop iets van haar af. Bloed! David stond op, zijn lichaam beval hem weer te gaan liggen, maar hij liep vlug naar Pien toe. Een gigantische wond liep door haar buik en er zaten overal schrammen. “Pien! Word alsjeblieft wakker!” Snikte david, hij ko niet geloven dat ze dood was. En hoe zou hij het sofie vertellen? In zijn ooghoek zag hij een klein beweginkje van haar voorpoot. Hij porde voorzichtig tegen haar aan en ze hoeste het uit. Ze snapte naar adem en werd rustig. “David? Waar ben je?” Vroeg ze duf, ze draaide om en haar gezicht vertrok van de pijn. “Ik sta naast je, voel je je oké?” Vroeg David, hij boog voorover en rook de geur van bloed. Het bloed droop langzaam van haar af en viel op de grond. “Niet echt, laten we maar terug gaan naar de grot en wat slapen. Sofie zal wel ongerust zijn.” Zei Pien, ze pakte haar boog op in haar bek en liep het bos uit. David zag een klein bosje bewegen en meteen stond hij in zijn aanvalshouding. Een klein konijntje sprong eruit en bekeek David goed. Davids poten kriebelden van de jacht en hij sprong op het konijntje en beet het in de nek. Trots hief hij zijn kop en liep hij het bos uit, achter Pien aan. Het konijn bungelde uit zijn kaken, de grot was dichtbij, maar hij kon niks ruiken. De grot leek vanaf hier eg leeg en hij hoorde iets van binnen, meteen spitste hij zijn oren. Het was een snikkend geluid, van Pien! Hij rende de grot binnen en liet het konijn vallen. Pien zat op een steen naar een vel papier te staren. Ze was ondertussen weer terug verandert en nu viel David pas op dat Sofie weg was. “Pien, wat is er? En waar is Sofie?” Vroeg David, hij keek nog een keer de grot goed door. Hij veranderde weer terug en keek naar Pien. “Z….Ze.....Ze...... is weg gelopen!” Snikte ze, ze stak het papier naar hem uit en hij pakte het aan. Dit stond er: Beste David en Pien, Ik hoor hier niet thuis, met jullie die allemaal goede elementen hebben en ik met Duisternis. Ik ben vertrokken naar Darkride om me bij de Duisteren aan te sluiten. Navar wou me nog een kans geven dus daar ga ik op in. De rede dat ik dit doe is, omdat ik gisteren in het vuur zag dat ik bij Navar stond. Bij een duister leger tegenover een licht leger. Ik hoor niet bij jullie thuis, ik zal jullie toch allemaal in de weg staan. Als jullie mij nog een keer tegenkomen, dan zal ik jullie net zo behandelen als elke andere indringer. Ik ben zeker over mijn beslissing en zal het ook niet veranderen. David, het zou fijn zijn als je me kwam opzoeken en bij mij zou komen. Dan zullen wij samen Ciamora veroveren, maar jij blijft zeker bij Pien. Mijn reis naar Darkride zal lang zijn en probeer me niet tegen te houden. Ik wil jullie geen pijn doen. Mijn krachten zullen groeien en ik.. De rest van de brief was verscheurd door een klauw en de randen waren zwart geworden. Vast door een schaduwklauw. Dacht David, hij onderzocht de brief goed om nog een aanwijzing te vinden. Helaas was de brief verder leeg en was het een gewoon papiertje. Pien zat nog steeds te huilen en de tranen gleden van haar wang. “Pien, we zullen haar opzoeken en terug brengen.” Zei David geruststellend, maar hij wist dat hij dat loog. “Je weet toch wat er in die brief stond. ‘Als jullie mij nog een keer tegenkomen, dan zal ik jullie net zo behandelen als elke andere indringer.’” Zei Pien treurig, ze keek naar de brief die David vast had en haar ogen werden groot. “Kijk uit!” Gilde ze, David keek haar vreemd aan en keek naar de brief. Het schaduw randje was uitgelopen en gleed bijna op Davids hand. Hij liet het snel vallen en de schaduw droop op de grond, net een fles water die was omgevallen en het water dat eruit liep. Snel sprong David op een steen en keek toe hoe de schaduwachtige vloeistof op de stenen grond droop. Een klein ratje kwam uit een rotswand en snoof aan de schaduw. Alsjeblieft, drink er niet aan! Dacht David, hij zag het ratje zijn kleine tong uitsteken naar de schaduw en meteen zoog hij een deel op. Hij wankelde even en maakte rare stuip bewegingen. Zijn kleine klauwtjes bewogen vreemd, maar opeens werden ze groter en verdween zijn schattigheid. Zijn vacht werd donkerder en zijn ogen rood. Hij liet een angstaanjagende schreeuw hoeren en liet zijn blik door de grot vallen. Hij liep naar het overige schaduw en dronk het op. Hij werd 4 keer zo groot en 4 keer zo sterk. Hij kreeg een duivelse glans in zijn ogen en richtte zijn aandacht op Pien. Met volle snelheid rende hij op haar af en sloeg met zijn klauwen op de steen waar zij op zat. Pien gilde en greep voor een richel en trok zichzelf op. David probeerde bij zijn boog te komen, maar die lag nog in de opening van de grot. Hij kon het niet riskeren om gezien te worden door de grote schaduw rat. Maar hij liet per ongeluk een steentje vallen en de schaduw rat keek naar hem. Wild liep de rat op hem af en sloeg zijn klauwtjes in de rots. “Ga weg rot beest!” Zei David, hij sprong van de rots af en liep naar de boog. Meteen graaide hij naar de boog en pakte een pijl uit de koker die er naast lag. De pijl gleed meteen door de boog en hij richtte voor de kop van de rat. Razendsnel vloog de pijl op de rat af en door boorde zijn kop. Heel even kermde hij van de pijn, maar al snel viel hij op de grond neer. Donker bloed stroomde uit zijn lichaam en een klein schaduw stroompje stroomde er doorheen. “Fijn dat dát voorbij is.” Zei David, hij liet zich zakken op zijn knieën en zuchtte. “Je hebt me alweer gered.” Zei Pien, ze sloeg een arm om zijn schouder en ging naast hem zitten. “Laten we nu maar onze spullen pakken voor morgen. We kunnen na dit niet vandaag vertrekken.” Zei David, hij liep naar zijn bijna volle tas en deed zijn overige spullen erin. Hij liep naar zijn slaapzak, de nacht zou moeilijk zijn om in slaap te komen. David sloot zijn ogen en dacht aan de dag die hij had mee gemaakt. Sofie die wegliep, het harige beest, het gevecht met de rat, alles zou hij onthouden en nooit meer vergeten. De zon was al opgekomen toen Pien haar ogen open deed. Ze keek Davids kant op, hij sliep nog. Pien had hem nog maar net ontmoet, hij kwam snel de grot in gerend en gevraagd of zij Pien was. Natuurlijk had ze “ja” gezegd, hij had haar wat te eten aan geboden. Daarna was hij op gebleven en wachtte hij op Sofie, maar die kwam pas de volgende dag. Daarna was het vreselijk geworden, toen Sofie weg was gelopen had Pien die nacht nog even gehuild. Het is allemaal mijn schuld! Had ze tegen haarzelf gezegd, maar ze zou haar gaan zoeken met David. Als ze met David zou blijven kwam alles vast wel goed. Ze rekte zich uit en liep naar de ingang van de grot, de zon was nog maar net van de aarde vertrokken. Ze hoorde dat David wakker werd en naar haar keek. “Goed geslapen?” Vroeg Pien, ze pakte haar tas die zwaar voelde van alle spullen. “Zullen we dan maar gaan?” Pien was al buiten de grot gaan staan. Ze knikte zonder om te kijken en nam haar eerste stap op weg naar Sofie. Ik zal je vinden Sofie, ik zal je terug halen en brengen naar waar je echt thuis hoort!
Sofie Admin
Aantal berichten : 45 Registratiedatum : 04-02-11 Leeftijd : 26 Woonplaats : Den Haag
Ciamora profiel Element: Duisternis Rang:: Krijger Extra:: Heeft een draak.
Onderwerp: Re: Het verhaal. vr apr 08, 2011 4:11 pm
Hoofdstuk 6 De weg door het bos was lang en overal konden er gevaarlijke wezens aanvallen. Voorzichtig liep Sofie er doorheen en was erg op haar hoede. Elke boom leek wel hetzelfde als de andere en je kon zo de weg kwijt raken. Sofie was pas een dag onderweg en was al over de grens van Darkride. Ze was snel over het land van de Drakenkrijgers gerend, maar Gravalië was moeilijker. Want overal stonden de Gravaliërs op de wacht. Sofie was nu door het Donkere Woud aan het lopen. In de verte kon nog niets van het Schaduw kasteel zien. Ze veranderde snel in een zwarte panter en rende door het dichte woud. Ze zag al de donkere gedaantes van de draken en de Drakenkrijgers. Nu stond ze voor een gigantische boom en de Drakenkrijgers zagen haar. “Pak haar!” Zeiden ze, ze pakten hun schaduw wapens en liepen op haar af. Bang keek Sofie toe hoe ze haar naderde. “Wacht even!” Schreeuwde opeens een duistere stem. “Wat kom jij hier doen, Sofie?” Sofie was verbaasd dat degene haar naam wist. “H..Hoe w..weet u m..mijn naam?” Beefde Sofie uit, ze probeerde naar door de schaduw te gluren, maar het lukte net niet. Ze hoorde een gelach en het figuur stapte uit de schaduw. Sofie vernauwde haar ogen en herkende meteen wie het was. “N..Navar! wat doe jij hier!” Stamelde Sofie uit, meteen moest ze denken aan de voorspelling uit het vuur in de grot. “Dit is mijn land, de echte vraag is, wat doe jij hier?” Zijn stem klonk alsof hij het antwoord al wist. Hij liep naar Sofie toe en raakte met zijn zwarte handschoen haar wang aan. Snel dook ze naar achter en keek hem nijdig aan, maar al snel verdween haar woede. Ze keek naar haar schoenen en sprak nederig. “Ik nog na gedacht over je aanbod en ik wil er graag op in gaan.” Ze hoorde Navar lachen, ze keek omhoog en zag dat de Drakenkrijgers haar trots aankeken. “Kom, ik zal je naar het Schaduw kasteel brengen. Daar mag je het vragen aan Zaviron.” Navar sprong op zijn zwarte paard en draafde door de bomen en Sofie kon hem niet meer zien. “Spring maar op mijn draak, ik zal je wel naar het kasteel brengen.” Zei één van de Drakenkrijgers, hij gebaarde haar om naar het gigantische beest te lopen. Sofie slikte even en bekeek de draak goed, hij had erg scherpe klauwen en zijn ogen waren ijzig blauw. De vleugels waren prachtig blauw en zijn lichaam was bedekt met een harnas, maar Sofie kon nog net de donker grijze schubben zien. Ze liep er voorzichtig naar toe en hoorde de draak een gevaarlijke grom uiten. “Stil maar het is goed, ze hoort nu bij ons.” Suste de Drakenkrijger naar zijn draak, de draak draaide zijn kop en bekeek Sofie met zijn ijzige ogen. Bibberend liet Sofie zich onderzoeken door de draak, uiteindelijk liet de draak een tevreden zucht en liep Sofie dichterbij. “Toe dan, hij doet je nú niks. Hij heet Quaver, een Staalschub draak.” Zei de Drakenkrijger, hij sprong met een kleine sprong op de rug van de draak en keek naar Sofie. Ze pakte een uitsteeksel vast en trok zichzelf omhoog. De draak maakte een hoog geluid en nam een grote aanloop. Hij zette zich af van de grond en sloeg wild met zijn vleugels. De grond dreef steeds verder weg en nu waren ze boven het dikke wolkendek. Een misselijk makend gevoel vloog door haar maag, de draak bewoog ook zo irritant. In de verte kon ze al de torens zien van het donkere kasteel. De draak vloog af op een open plek en landde met een zachte knal. Het zand vloog in wolken omhoog. “We zijn er, je kan vanaf hier door het bos open en dan kom je aan bij het kasteel.” Hij zwaaide met zijn hand en vloog weer op met zijn draak. “En nog veel geluk!” De draak verdween tussen de bomen en Sofie was nu alleen. Zo erg zijn de Drakenkrijgers ook weer niet. Ze liep door het donkere bos en zag een klein pad. De doornstruiken waren er bijna helemaal overheen gegroeid. Er stonden afgebroken beelden naast van de vroegere koninklijke families. Een hond liep door de struiken, Sofie liet zich zakken en gebaarde naar de hond. Het dier kwam dichterbij en Sofie kon zien wat het was. Een Doodswolf! De zwarte wolf gromde diep en liet zijn sterke witte tanden zien. Zo snel als ze kon rende Sofie weg van het beest. De poort van het kasteel werd zichtbaar en Sofie hoorde de klappende kaken van de Doodswolf achter haar. Uiteindelijk stierven de geluiden van de achtervolging en durfde Sofie achter om te kijken. De Doodswolf stond met hangende staart te kijken in haar richting. Sofie volgde zijn blik en zag een duister figuur voor haar. Vol angst keek ze toe hoe hij geniepig lachte. “Scrabber, ga maar terug!” Beval hij, opeens wist ze wie hat was. Zaviron! Ze knielde neer om nog wat respect te tonen. “Zo Sofie, je bent terug gekomen. Waarom zou dat nou gebeuren.” Zei hij met een gemeen lachje, Sofie slikte even. “Ik wilde gewoon bij u aansluiten. Want ik hoor niet aan de goede kant.. Mijn element is Duisternis..” Zei ze beschamend, ze voelde een hand op haar schouder glijden. Ze keek op en zag een blije glans in Zavirons ogen. “We hebben wel wat krijgers nodig, ik zal je toelaten. Maar je wordt wel in de gaten gehouden! Maar eerst moet je je bewijzen door een missie.” Zei hij, er zat een hint van een waarschuwing in zijn stem. De hand verdween van haar schouder en hij liep door de duisternis terug naar zijn kasteel.
Een schaduw viel over het pad waar Sofie liep. Aan haar linkerkant liep er een grommende Doodswolf, en aan de rechterkant liep er een Duistere met een schaduw zwaard. Verdedigend hield hij het tegen haar zij om haar tegen te houden om iets te doen. Ze kon nauwelijks bewegen, maar ze moest het vertrouwen winnen van hen. Al de hele dag was dezelfde krijger met haar mee gegaan en had haar bijna niets laten doen. Vandaag zou ze het land verkennen en vanavond zou ze haar missie krijgen. Zo zenuwachtig als ze was stapte ze op een van de poten van de Doodswolf. Hij piepte even, maar daarna keek hij haar aan met woedende ogen. Het enige wat hem ervan af hield om haar aan te vallen was een bevel van de Duistere. De gepantserde man wapperde met zijn hand om de wolf weer op zijn werk te laten letten. Sofie zuchtte even en keek weer voor zich uit, het bos eindigde eindelijk. Sofie kon niet naar het licht rennen, maar ze wou ook geen minuut langer in dit bos blijven. Een puntig voorwerp drukte in haar rug, ze keek om en zag dat de Duistere met zijn zwaard prikken. “Ga maar vooruit, als je eenmaal je eerste missie hebt gehaald zal ik je niet langer achtervolgen.” Zei hij met een zware stem, hij boog zich over de Doodswolf en aaide hem over zijn kop. Ze rende vooruit en hoorde nog net de wolf blaffen naar haar snelle reactie. Het licht scheen in haar ogen en ze kwam uit in een verlichte open plek met allerlei donkere en duistere bomen er omheen. In het midden stond Navar in zijn pantser, hij had Sofie al zien aankomen. Hij had een brief in zijn hand en gooide hem naar Sofie. “Je eerste missie is het belangrijkst, je moet hem goed doen. Anders zal je gevangen genomen worden.” Zei hij, hij liep af op een van de donkere bomen en was verdwenen. Zijn stappen stierven af en Sofie stond alleen op de open plek. Ze opende snel de brief en bekeek hem goed. Beste Sofie, Dit is je allereerste missie en ik zou hem goed doen. Volg dus deze instructies goed op! Je zal in de gaten worden gehouden en je mag niets fout doen. Goed, ik vertrouw dat je het goed doet, maar hier komt je officiële missie. Al dagenlang proberen wij een Schaduweter te vangen. Je weet dat het niet echt van die lieve dieren zijn. We willen dus dat jij er een voor ons vangt. Als gids hebben we een Drakenkrijger naar je gestuurd, hij heeft alle nodige spullen en zal je brengen naar de plek waar je de Schaduweter moet vangen. Ook zal hij er opletten dat je niets fout doet. Veel succes en ik zal je wel weer zien. Verder was er niets te vinden van waar of wanneer ze het moest doen. Het belangrijkste was dat ze eerst moest weten wáár ze naartoe moest. Eerst besloot ze te luisteren naar de omgeving van haar, maar helaas leek het of de natuur zijn adem inhield. Een zucht ontsnapte uit haar keel en ze zocht naar een bruikbaar paadje. Een klein stukje steen stak van onder een braamstruik uit en meteen liep ze er op af. De bladeren prikten in haar hand en ze moest hem snel weg trekken voordat het ging bloedden. Het was moeilijk om door de dichte en prikkelende struiken door te komen zonder bloed achter te laten. Van woede balde ze haar vuisten en bereidde ze haar voor op een aanval. Haar handen gloeiden en ze ademde diep in, haar geest werd donker en ze schoot de straal af. Meteen verdorde de bosjes, als Sofie dit element niet had zou ze het niet aan kunnen zien, maar nu was ze er aan gewend. Wat had je nou aan die braamstruiken, ze prikten alleen maar en deden verder niets. De weg was vrij en nu kon ze al een persoon verderop zien. Misschien is het de Drakenkrijger. Dacht ze koeltjes, ze versnelde zich niet, maar ging ook niet te langzaam. De persoon werd met de stap duidelijker en ze kon het harnas van een Drakenkrijger herkennen. “Ik heb op je gewacht. We moeten gaan, er zijn overal gevaarlijke wezens hier.” Hij had zich al omgedraaid voordat Sofie zijn gezicht goed kon zien. Het bos eindigde in een zanderig gebied met in het midden een klein meertje. Op de oever van het meertje stond een prachtige gouden draak met een staart bedekt met veren. De vleugels glinsterden van de cyaan blauwe schubben en de klauwen waren zo geslepen dat ze een andere draak konden doden. “Stap op, ik breng je naar de plek waar de Schaduweter voor het laatst is gezien.” Deze draak bleef rustig toen Sofie dichterbij kwam. Het opstappen ging dit keer makkelijker en ze stegen al gauw op. De misselijkheid kwam dit keer niet, maar verderop zag ze iets waar ze hoofdpijn van kreeg. In de verte was een heel stuk bos vernietigd en er lag overal een dikke laag as op. “Het is niet het gebied van de Duisteren, maar dat van de Sacra indianen.” Fluisterde de Drakenkrijger, hij trok aan zijn teugels en de draak vloog af op de grond. Ik krijg misschien nu de kans om een Sacra te zien! Dacht ze blij, maar ze richtte zich weer op haar missie. Bij het verwoeste gebied liep veel gevleugelde mensen rond. “Blijf staan!” Siste de Drakenkrijger, hij zwaaide zijn hand tegen haar aan om haar niet door te laten. Ze keek naar beneden en zag voor haar voet een hoopje as liggen. Het was nog vers, want er dreef nog een beetje rook boven. Het was dom om gewoon op iets af te lopen zonder voor je uit te kijken. “We moeten de andere kant op. Achter je lopen nog meer sporen en daar is meer rook. Laat je niet afleiden door iets. Maar dan ook echt niets! Dit is een gevaarlijk bos waar je diepste gedachten echt worden. Het belangrijkste is dat je je hoofd leeg maakt.” Fluisterde hij, hij pakte de teugels van de draak in zijn hand en trouw liep het gigantische beest mee. Een draak hebben leuk Sofie wel leuk, maar of er een haar zou gehoorzamen, dat wist ze niet. Er leuk maar geen eind aan het bos te komen, om elke boom leken wel ogen te flitsen, maar als Sofie om keek flitsten ze weer weg. Opeens stopte de Drakenkrijger abrupt en botste ze tegen hem op. Ze plofte neer op de grond en keek op, de krijger had zijn hand utgestrekt om haar overeind te helpen. “Nee, dank je.” Zei ze terwijl ze op stond en haar handen afklopte op haar broek. De Drakenkrijger hield zijn schouders omhoog en draaide zich weer om. “We moeten nu erg voorzichtig zijn, want hier begint het Illusie bos. Ik had je al gewaarschuwd voor de illusies.” Fluisterde hij, zijn draak begon gevaarlijk te sissen en keek richting een zwarte geschubde staart. De Schaduweter! “Ik zie dat je hem herkent. Hier,” Zei hij, in zijn hand had hij een sterk touw met een haak eraan. In de andere zat een muilkorf en een ijzeren schild. “Ik mag niet verder van Navar, je zal alles verder alleen moeten doen. Ik zal je een briefje sturen als je hem gevangen hebt.” De krijger ging bij zijn draak staan en zwaaide nog een laatste keer met zijn hand voordat hij wegvloog op zijn draak. Lekker! Ik weet niet eens hoe ik een draak moet vangen! Bedacht ze, een koel briesje waaide door haar haar en ze rook vuur vermengd met rook. De staart was verdwenen en er was alleen maar nog een jonge boom over die het vuur nog net had overleefd. Het pad was nog net zichtbaar onder de as en in de verte klonken zware pootstappen. Dat moest de draak wel zijn, anders zou ze hem nooit meer kunnen vinden! Maar er was één probleem, dit was het Illusie bos. Sofie was er nog nooit geweest en ze wist ook niet wat er kon gebeuren. Weer blies het briesje in haar gezicht en ze moest haar ogen dicht knijpen om te voorkomen dat ze gingen prikken. Binnen een paar seconden was het verdwenen en stond er iemand voor haar. Het was een jongen met kort zwart haar. Hij had een zwart harnas een en keek haar recht in de ogen aan. “Wie ben jij?” Vroeg ze, haar blik bleef gericht op de jongen. Hij lachte en deed een paar stappen naar voren. “Ik zal je weer zien, Sofie.” Zei hij met een zachte stem, hij verdween in het niets en Sofie stond alleen in het bos. Het was een illusie! Maar wat bedoelde hij met, ‘Ik zal je weer zien, Sofie’. Die vraag bleef in haar hoofd, totdat ze een angst aanjagende brul hoorde. Ze schudde haar hoofd en rende door tot ze op een open plek terecht kwam. Weer was er een spoor van as te vinden en lag er in wat natte modder een afdruk van een klauw. “Net te laat!” Riep ze, het enige wat ze niet had gemerkt was dat er een iemand achter haar was gaan staan. Een hand kwam op haar schouder en geschokt keek ze om. De eigenaar van de hand was Pien! Haar ogen stonden wraakzuchtig en haar hand kneep in Sofie’s arm. “Hou op, Pien!” Schreeuwde ze, gelukkig stopte Pien, maar helaas deed ze nog iets erger. Pien veranderde in een leeuw en besprong Sofie. Vol woede wurmde ze zich uit de ijzeren greep van haar zus en veranderde ze in een zwarte panter. Haar witte tanden glinsterde in het licht dat nog door de weinige bomen stroomden. “Denk je dat ik bang ben voor een zwart katje.” Lokte Pien uit, woede stroomde door Sofie’s lichaam. Het is maar een illusie! Schreeuwde een stemmetje in haar hoofd, maar toch moest ze bewijzen dat ze haar zus wel aankon. Een klauw sloeg ze uit haar voorpoot en sloeg die tegen de zij van Pien. Er stroomde geen bloed uit, maar in plaats daarvan keek Pien alleen nog maar blijer. “Ik wist wel dat je dat ze doen!” Zei ze spottend, haar staart zwiepte uitdagend. Sofie’s poten begonnen weer te gloeien en ze schoot een krachtige zwarte straal af op Pien. In de ogen van Pien kon Sofie verbazing en angst zien. Toen de straal haar raakte werd Pien opgeslokt in de duisternis. Het laatste wat Sofie van Pien zag was een uitgestoken poot, daarna was ze weg. Een glimlach verscheen op Sofie’s gezicht toen ze zag hoe haar illusie-zus verdween. “Pien, als ik je tegen kom zal je een erger lot ontvangen.” Zei ze kwaad, ze veranderde weer terug en volgde het spoor van as. Er klonken in de verte geen pootstappen meer, maar er klonk wel iets anders. Een zwaar gehijg of een vermoeide ademhaling. Het kon de draak zijn of weer een illusie. Sofie besloot dit keer hem te besluipen, er was bijna niets meer over om je in te verbergen. Alleen een klein struikje kon iemand verbergen, Sofie sloop er op haar tenen naartoe en keek door de struik heen. Gelukkig stond er een zwarte draak met paarse vleugels midden in het bos. De draak kon maar een beetje bewegen in de nauwe ruimte. Sofie trok de takken van de struik weg en sprong eruit. De ogen van de draak flitsten haar kant op en hij gromde kwaad. Met een krachtige zwaai sloeg hij zijn staart tegen haar aan. De staart sloeg haar tegen een boom aan en pijn vloeide door haar lichaam. Rook gleed door de draak zijn neus en hij opende zijn mond. Hij gaat vuur spuwen! Snel dook ze weg van de boom en gleed onder de buik van de draak. Maar op de boom kwam geen normaal vuur terecht, maar duister vuur! Ze maakte het touw aan een poot van de draak vast en kroop onder de draak vandaan. Met een grom keek de draak weer naar haar en richtte met zijn bek naar haar. Behendig wist Sofie te ontsnappen aan de kaken. Ze rende om de draak heen en steeds bij een poot ging ze weer onder de draak. Soms probeerde de draak haar te verschroeien met zijn schaduw vuur, maar Sofie wist telkens het te ontwijken. Toen alle poten ingewikkeld waren in touw kon de draak geen kant meer op, hij viel om en liet zijn tanden zien. Met het overige touw wikkelde ze de bek van de draak ook vast. Wild probeerde de draak haar tegen te werken, maar Sofie was te vast beraden om op te geven. Toen ze klaar was wachtte ze totdat iemand haar op zou komen halen. Het duurde lang, maar niemand kwam en Sofie’s maag rommelde luid. De draak, die tot nu toe aan het slapen was, opende zijn ogen en keek haar aan. “Jij hebt zeker ook honger, hè?” Vroeg ze aan de draak, ze wist dat hij haar niet kon begrijpen. Maar de draak knikte ook nog eens ja! “Kan jij me begrijpen?!” Vroeg Sofie vol verbazing, wonderlijk knikte de draak weer. Het moest wel een heel speciaal soort draak zijn als hij mensen kon begrijpen. Een klein papiertje viel op haar hoofd en ze pakte het op. Sofie, ik zie dat je de draak hebt, maar nu begint pas de echte uitdaging. Jij denkt nu zeker, ‘Ik kan toch niet op een draak rijden, ik ben geen Drakenkrijger!’ Maar dat is niet waar, want je moeder is er zelf een. Het zal moeilijk zijn om het te begrijpen, maar je moet je eerst richten op je missie. Je moet de draak iets geven wat met het element Duisternis te maken heeft. Het maakt niet uit wat, als het daar maar mee te maken heeft. Na dat moet je je eerste vlucht maken, het is dus zonder zadel. Veel succes! Sofie’s lippen waren droog na het lezen van het briefje, haar moeder was een Drakenkrijger! Ze schudde haar hoofd en dacht na wat ze de draak moest geven. Ze had natuurlijk niets mee genomen, dus moest ze maar iets maken. Er lag een steentje voor haar voet, ze kon het misschien bestralen met haart kracht. Ze twijfelde geen seconde en richtte haar krachten op het steentje. Met geluk had ze goed gericht en gloeide het steentje op. Nu moest ze de draak nog losmaken, met veel voorzichtigheid maakte ze de bek los. Meteen opende de draak zijn bek, maar hij beet haar niet. Zijn ogen waren gericht op het gloeiende steentje en daarna keek hij haar aan. Sofie knikte en pakte het steentje op, ze strekte haar armen uit naar de draak. Even keek de draak er een beetje miezerig naar, maar zodra het sterker ging gloeien pakte hij het met zijn bek. Snel rende Sofie naar het vastgebonden lichaam van de draak en maakte het los. Meteen klapten de vleugels uit en strekte de draak zijn poten. Daarna keek de draak naar haar en boog eerbiedig zijn kop. Hij heeft me geaccepteerd! Nu was het moeilijkste gedeelte aan de beurt, de eerste vlucht op haar draak. Ze slikte even en liep naar de draak toe, hij had prachtige schubben. Met moeite klom ze op de rug van de draak en hield zich vast het begin van de nek. De draak liet een brul horen, nam een aanloop en vloog de lucht in. De wind blies hard tegen haar hoofd en ze moest die naar beneden houden om niet achter over te worden geblazen. De draak bewoog sierlijk door de lucht en uiteindelijk was Sofie aan gewend. De wolken dreven voorbij, ze zag nog steeds de Sacra’s bij de verbrande plaats, hun vleugels hingen slap en ze begroeven hun handen in de aarde. Wonderbaarlijk genoeg groeiden er tegelijkertijd allemaal nieuwe bomen, ze hadden allemaal dezelfde groene kleur. Zo gingen de Sacra’s door en door. Al een groot deel van het bos was weer aangegroeid. Zonder op te letten waar ze vloog viel ze bijna om daar een onverwachte windvlaag. Met al haar kracht probeerde ze zich op te trekken en weer in evenwicht te komen. Gelukkig redde ze het maar net en de draak keek of ze nog op hem reed. Het donkere gestalte van het Schaduw kasteel kwam in beeld, de draak begon langzamer te vliegen en keek naar Sofie of ze hier wel moesten landden. Sofie knikte ja en de draak vloog af op een open plek. Een knal kwam toen ze landden, overal vloog zand op en Sofie schudde het uit de lucht met haar hand. Sofie pakte een stuk overig touw en maakte het vast aan de draak als een teugel om hem mee te nemen. Trouw liep de draak achter haar aan en keek wantrouwend om zich heen. Rustig maar, dit word je nieuwe thuis. Communiceerde ze met hem, al meteen werd de draak rustig en keek haar aan. Het was een mooie draak en hij kon hier makkelijk leven, hij zou niet opvallen hier. Want overal stonden donkere bomen en zijn zwarte lichaam zou dan totaal niet opvallen. De eerste muren kwamen in zicht en een paar Drakenkrijgers keken verbaasd naar de grote draak. “Kijk uit! Ze heeft een Schaduweter!” Riep er een uit, hij pakte zijn zwaard en hield die naar de draak omhoog. De draak begon te grommen en liet zijn witte scherpe tanden zien. “Kalm maar, het worden wel ‘vrienden’ van je.” Zei Sofie kalm tegen de draak, nog steeds richtte de draak kwade blikken naar de Drakenkrijgers toe. “Jij bent dus Sofie, breng de draak maar naar binnen, dan kan hij zijn nieuwe Drakenkrijger ontmoeten.” Zei de Drakenkrijger, hij wees naar de poort en deed een stap achteruit toen de draak langs liep. Gaan ze ons scheiden?! Vroeg de draak bezorgd, hij legde zijn kop op haar schouder en keek haar met zijn ogen aan. Dat gaat ze niet lukken! Wij zijn nu eenmaal verbonden en raken elkaar niet kwijt! Vertelde ze de draak, haar hand raakte de kop aan en ze aaide hem even. “We gaan naar Zaviron toe, we hebben hem wat te vertellen!” Zei ze terwijl ze met de draak naar het kamertje liep en hoopte op het beste. Zouden we bij elkaar blijven? De draak bleef naar de deur kijken en wachtte af tot ze naar binnen zou gaan. We hopen op het beste!
Sofie Admin
Aantal berichten : 45 Registratiedatum : 04-02-11 Leeftijd : 26 Woonplaats : Den Haag
Ciamora profiel Element: Duisternis Rang:: Krijger Extra:: Heeft een draak.
Onderwerp: Re: Het verhaal. vr apr 08, 2011 4:13 pm
Hoofdstuk 7
De weg lag vol met stenen en elke keer als David een stap wilde zetten viel hij bijna om. Pien was al een stuk verder gelopen, allebei waren ze in hun Asara vorm en hadden al bijna het Draken gebergte achter de rug. David keek om naar de bergen waar ze de afgelopen dagen hadden geslapen. “Kom je nog? Of blijf je daar de hele dag staan?” Vroeg Pien vragend, ze gaf hem een por en rende vooruit. De zon scheen op Davids vacht en een klein geurtje van het bos kwam mee op een briesje. Hoe dichter we bij het bos komen, hoe dichter we bij Sofie komen! Die gedachte raasde de hele tijd door zijn hoofd. “Ik kom eraan!” Riep hij terwijl zijn poten over de grond raasden. Met een windvlaag racete hij langs Pien, op haar gezicht was een verbaasde uitdrukking te lezen. Maar al snel bevond ze haar normale zelf weer en volgde hem op de hielen. Al een deel van het bos kwam in zicht, dit was het bos waar Sofie’s huis stond! “Het Skavira bos! Natuurlijk, hier ben ik met Sofie opgegroeid. Zou ze hier nog zijn?” Vroeg Pien, David had wel gedacht dat ze dat wel zou weten. “Ze heeft hier een huis, maar ze is vast al bij Darkride..” Zei David treurig, eerst zouden ze het huis moeten vinden voor aanwijzingen. Pien knikte kort, ze bekeek het bos even en haar ogen waren glazig. In haar ogen was angst te zien met een beetje woede. “Pien, wat is er?” Vroeg David, hij was een beetje bang dat er iets ergs was, maar Pien schrok al gauw wakker ze ademde diep in. “David, ik heb een visioen gehad, het was een bericht van de Oppermachtigen.” Zei Pien, ze keek naar haar poten en zuchtte. “Wat of wie zijn de Oppermachtigen?” Vroeg David, hij was hier nog niet zo lang en wist nog bijna niets van Ciamora af. “De Oppermachtigen zijn de allereerste leiders van de stammen, we zien ze ook als goden. Je hebt Chaisa, de godin van de Sacra’s, Naikur, de god van de Asara’s, Fairki, de godin van de Draken, Lucer, de god van de Drakenkrijgers en Snacer, de god van de Duisteren. Ik heb net een visioen gehad van Naikur, meestal krijgen de Helers ze, maar het komt zelden voor dat een normale Krijger ze krijgt. Het kan ook dat je visioenen krijgt van andere overleden Krijgers of Helers. Ik zal je alles vertellen, maar niet hier. Hier zijn te veel oren, laten we naar het huis van Sofie gaan.” Fluisterde ze, angstig keek ze om haar heen, het was waar dat er spionnen waren, maar om het zo overdreven te doen was ook weer niet nodig. Al na een paar seconden was Pien verdwenen, de bosjes ritselden nog na. Snel volgde David, de geuren van het bos dreven door zijn neus en een paar kleine diertjes bekeken hem nieuwsgierig. Zijn maag knorde en meteen waren de diertjes gevlucht, de weg naar het huis zou hij maar even alleen moeten volgen. David snoof de geuren op en rook een sterke lucht van prooi, een Scradon! Hij herkende de sterke lucht nog van het vlees dat hij van Sofie kreeg. Al gauw dook hij ineen en volgde het geurige spoor, hij moest langs bosjes en zag het bruine lijf. Het beest was nog aardig groot en aan zijn voorpoten zaten gigantische klauwen. In zijn bek staken twee slagtanden uit en daarmee zou hij grote wonden kunnen maken. David slikte even een de gedachte om tussen de krachtige kaken vast te komen te zitten. Al snel sloot hij die gedachte van zijn hoofd af en concentreerde zich weer op zijn prooi. He beest was zijn slagtanden aan het scherpen op een boomstam. Het licht reflecteerde in Davids gezicht en hij moest zijn ogen dicht knijpen. Alles bleef even stil en hij greep nu zijn kans, hij sprong in de lucht en strekte zijn voorpoten. David voelde de zachte vacht van zijn prooi en hij sloeg zijn nagels uit, bloed stroomde uit de verse wonden. Wild begon de Scradon te bokken en heen en weer te schudden, maar David had zich te stevig vast geklemd en de Scradon stortte in door bloed verlies. Trots liet David zijn prooi los en trok aan de wollige staart. Hoe trots zal Pien wel zijn? Dacht David, nu zouden ze allebei wat te eten hebben en ook nog dat ze ver konden reizen. Een paar stenen muren kwamen in zicht en David versnelde bij het zien meteen zijn stap. Al wachtend stond Pien daar, in haar normale vorm, toen David er aan kwam keek ze op. Met één blik op de Scradon verscheen er een grote glimlach op haar gezicht. “Wow! Heb jij die zelf gevangen!” Meteen kwam ze op David af en pakte met haar handen de Scradon vast. “Dank je,” Hijgde David, een Scradon meeslepen was ook echt zwaar werk. Hij veranderde weer in zijn normale vorm en liep met Pien mee. “Dus kan je me meer vertellen over die Oppermachtigen en e visioen.” Pien knikte en rende het huis binnen via de achterdeur. David volgde en keek nog een keer om de deur voordat hij hem dicht deed. Het huis was nog precies hetzelfde als toen David en Sofie het hadden achter gelaten. “Ik leg de Scradon even op het vuur en dan praten we verder.” Zei Pien vanuit de keuken, een heerlijke vlees lucht kwam Davids neus binnen. Pien kwam uit de keuken en klopte haar handen af, haar haar was nog wat wild, maar verder zag ze er normaal uit. “Dus,” Zei ze terwijl ze allebei gingen zitten, de tafel kraakte toen Pien erop leunde. “de Oppermachtigen zijn dus een soort beschermgoden van de stammen, ze worden vereerd en dan verrichten ze wonderen. Maar als ze worden verwaarloosd, dan gebeuren er vreselijke dingen.” Pien sloot haar ogen, ze dacht vast een iets wat er was gebeurd. “Is er iets ergs, Pien?” Vroeg David, Pien opende haar ogen en slaakte een zucht. “Het was ons oude dorp, de Duisteren mishandelden de goden en de goden troffen het héle dorp. Ik ben gevlucht met een paar anderen, maar..” Pien bleef een lange tijd stil en keek naar de tafel. Ze legde haar hand op een snee in het hout en ging erlangs. “de anderen zijn vermoord. De goden waren woedend en hebben het dorp vervloekt, iedereen die in het dorp bleef is..” Weer kwam er een akelige stilte. “Wat is er gebeurd?” Vroeg David, nieuwsgierig, hij keek Pien rechtstreeks aan en wachtte op een antwoord. “De overigen zijn dus ook vervloekt, ik weet niet hoe het met ze gaat of dat ze oké zijn, maar nu het visioen. Naikur heeft me iets gestuurd, een donkere nacht, een gigantisch monster die dezelfde kleur had als de nacht en een dorp. Het dorp is dus het dorp waar ik uit was gevlucht, maar wat betekenen die nacht en het monster? We kunnen het alleen maar oplossen door naar het Asara kamp te gaan, je moet wel mee.” Zei Pien, het Asara kamp zou goed bewaakt kunnen zijn, maar wat moesten ze daar doen? Wie kon hen helpen? “Heb je misschien een kaart? Ik kan je dan de plaats aanwijzen.” Vroeg Pien, ze keek hem aan en keek nog een keer het huis rond. “Niet dat ik weet.” Zei David, hij wreef in zijn nek en keek de kamer rond, zijn tas lag op de bank. De stoel schraapte over de grond en hij liep naar de tas toe. Een vel papier hing er half uit en hij pakte het op. Een heel landschap verscheen erop en er waren een paar verschillende landen te zien. Een duister land, een groot bebost woud, een land dat vlak was en dat grensde aan een zee, een dunner bos en een groot meer met bergen erom heen. “Ik denk dat ik een kaart heb.” Zei David, hij twijfelde of het wel een goede kaart was. “Laat eens zien?” Vroeg Pien, ze reikte naar de kaart en keek erop. Haar ogen werden groot van verdriet. “Dit is de kaart die Sofie van onze ouders kreeg! Maar even zonder dat, we moeten hierheen.” Haar stem was een beetje treurig, maar ze herstelde zich weer. Ze wees naar het midden van het dunne bos. “Dit is het Skavira bos, waar we nu ook zijn en het is misschien nog geen dag reizen. Het donkere land is Darkride, waar Sofie nu vast is.” Pien nam een kleine pauze en vervolgde zich weer. “Het dichte woud is het Oevra regenwoud. Het vlakke land is Gravalië, en de laatste is Dragonië. Als we hebben gegeten gaan we verder, de Scradon zal wel klaar zijn.” Pien liep weg en weer kwam de heerlijke vleesgeur langs. Het eerste deel van de Scradon kwam langs en daarna volgde het hele lijf. “Eet smakelijk.” Zei Pien vanachter het vlees, ze legde twee bordjes neer en wat bestek. “We moeten snel zijn, misschien zijn wat Duisteren achter ons aan gekomen.” Pien liep naar het raam en keek erdoor, daarna sloot ze de gordijnen. Het werd donker en de maaltijd verliep stil. De rest van de avond bleven ze stil en ze gingen naar bed. Ze moesten goed uitgerust zijn voor de reis, de ochtend brak aan en een paar zonnestralen gleden door de ramen. David rekte zich uit en kleed zich aan. Hij keek naar de kamer waar Pien sliep en zag dat ze al weg was. Beneden hoorde hij allerlei geluiden, snel liep David naar beneden en deed de deur open. Pien was druk in de weer met veel spullen, twee volle tassen stonden voor de deur. “We gaan nu, ik hoorde vannacht twee mannen, Drakenkrijgers. Ze wisten dat we hier waren, maar hoe?” In Piens ogen kon David angst aflezen, ze pakte haar boog en had een kleine dolk in haar broek. David reikte naar zijn boog en een koker vol met pijlen. Nu waren ze klaar voor de reis. Door het dichte bos kon David haast niet zien waar hij liep, overal lagen takjes op de grond. “We zijn nu in het territorium van de Asara’s, we kunnen dus aangevallen worden. Houd je wapens dicht bij je in het geval.” Waarschuwde Pien, snel keek David om zich heen om iemand te kunnen zien. Maar niets. Toch voelde hij dat er meerdere ogen naar hem keken. “Stil! Ik kan een paar mensen zien!” Fluisterde Pien, ze ging zitten en duwde wat takjes opzij. David ging naast haar staan en keek mee. Een meisje met lang bruin haar en een jongen met kort blond haar praatten met elkaar. “..zeggen dat er twee mensen op ons gebied gezien zijn,” Zei de jongen, hij hield zijn hand op een geslepen dolk. “misschien zijn het Drakenkrijgers, of zelfs Duisteren!” Het meisje legde haar hand op de schouder van de jongen. “Kalm, Dramo, we kunnen ze wel wegjagen.” Zei ze geruststellend, David kwam dichterbij, maar stond net op een twijgje. Knak! “Wie is daar!” Siste het meisje, ze pakte haar boog en richtte die hun kant op. “Sukkel!” Zei Pien kwaad, ze stond op en hief haar handen. “Ik ben Pien, van de Asara stam. Ik wil jullie geen pijn doen.” De twee mensen keken haar fel aan en keken daarna naar hem. “En wie ben jij dan wel!” Zei Dramo kwaad, hij pakte zijn dolk op. “Ik ben David, sommige zeggen dat..” Hij werd fel doorbroken door Pien. “Hij is met mij gekomen, hij is mijn Leerling.” Pien keek naar hem en gebaarde hem naar voren te komen. “Niemand heeft hem naar jou gestuurd!” Siste het meisje, ze pakte David bij de schouder. “Laat dan je Asara gedaante zien!” Ze duwde hem op de grond, met zand in zijn mond stond hij op en klopte zijn broek af. “Je kon het ook vriendelijk vragen!” Snauwde hij, met al zijn kracht veranderde hij, zijn kleding werd een dikke vacht. “Nu gezien!” Gromde hij, het meisje keek tevreden en liep weg. “Volg ons maar naar het kamp, en Pien, Raven wil je spreken. Het gaat over Sofie.” Ze liepen door de bomen en waren verdwenen. “Waarom heb je ze niet vertel dat ik de zoon van de koning ben?” Vroeg David snel, Pien keek hem aan. “Zelfs de Asara’s hebben de hoop opgegeven, als ze erachter komen dat jij de redding bent, geven ze alle hoop op. Waarom? Je bent niet eens getraind, daarom heb ik gezegd dat je mijn Leerling bent. Ik zal je trainen en rondleiden door Ciamora, normaal zou Sofie dat doen..” Het laatste kwam er alleen maar uit als een zucht. Zonder verder iets te zeggen volgde ze het pad dat de mensen hadden gevolgd. “Wacht Pien! Wie is Raven?” Pien draaide om en raakte hem aan met zijn hand. “Raven is de leider van de Asara’s.” Ze liep weer door en was verdwenen. Het pad was net als het vorige, overal lagen takken. In de verte kon David een gigantische muur van takken zien. “Dit is het kamp van de Asara’s, iedereen zal jullie aankijken. Trek je daar maar niets van aan.” Fluisterde het meisje in Davids oor, in het kamp waren allerlei mensen druk in de weer. Sommige keken bang naar de twee, maar toen ze Pien zagen werden ze een beetje blijer. “Pien, ga maar naar Ravens hut, David ga maar de andere Leerlingen ontmoeten. Hun hut is daar.” Het meisje wees naar een kleine hut die bestond uit elandenhuiden. Pien liep naar een brede hut die gemaakt was van wolven en vossenhuiden. Toch had David de drang om mee te luisteren, stiekem sloop hij achter Pien aan en ging achter hut staan. Een kleine opening kon hij vinden en kroop er doorheen. Een muur van elandhuid blokkeerde zijn zicht en hij kon stemmen horen. “Pien, ik wil met je praten over Sofie. Ik weet dat je haar erg veel mist, maar je moet..” De stem was vast van Raven, maar hij stopte midden in de zin. “Wat moet ik doen? Kan ik Sofie terug halen.” Piens stem klonk hoopvol, maar toen Raven iets deed keek ze naar beneden. “Nee, Pien, Moon heeft een visioen gehad, het liep niet goed af. Ze zag Sofie met jou vechten, het was een strijd tussen licht en donker. Weet e daar iets meer van?” Vroeg Raven, Pien knikte en vertelde alles. “.. Dus ze is naar Duisteren gegaan en daarom wil ik Moon iets vragen.” Pien was gaan zitten op een leren bank en keek naar Raven. “Juist, we weten nu wat er gebeurd is en die jongen, die je hebt meegenomen..” “Dat is David, hij is mijn Leerling, ik weet dat u hem niet hebt aangesteld als mijn leerlingen, maar ik vond hem. Hij was helemaal alleen, dus ik nam hem mee en leerde hem een paar dingen.” Loog Pien, ze wreef met haar hand over haar nek. “Juist, ik geloof je, neem je Leerling maar mee met de andere mentors. Je kan nog wel wat leren over het mentorschap.” Zei Raven, Pien liep de hut uit en David moest zich snel terug trekken. Net op tijd, want Raven kwam zijn kant op, het kamp was verder stil. David zag Pien naar de hut lopen waar de Leerlingen sliepen. “Ik ben hier, Pien. Gaan we trainen?” Pien kek op en vernauwde haar ogen. “Ik weet dat je hebt meegeluisterd.” Ze had een glimlach op haar gezicht. “Ik vroeg alleen of er iemand zou gaan trainen. Tyria gaat net met haar mentor weg, we mogen mee. Kom, pak je boog en pijlen, we gaan trainen.” De zon scheen volop en David moest zijn hand boven zijn ogen houden om iets te kunnen zien. Tyria, de andere Leerling, was een knap meisje met lange blonde haren, ze had een gewaad aan dat prachtig cyaan blauw was. “Dit is dus je eerste training? Dit is mijn vijfde, het is in het begin veel werk, maar je leert allemaal handige trucjes.” Zei ze vrolijk, David en zij liep achteraan, Pien en een jonge vrouw genaamd Fasira praatten met elkaar. Tyria rende vooruit en vroeg iets aan haar mentor, ze rende weer terug met een grote glimlach op haar gezicht. “Ik mag je wat laten zien van het territorium! Onze mentors gaan alleen maar praten, kom!” Zei ze, ze verdween door de struiken, snel volgde hij haar en kwam in een open plek terecht. Het meisje stond er met een grote glimlach op haar gezicht. “Ik zal je mijn Asara vorm laten zien!” Ze veranderde in een gespierde vos. Wild sprong ze naar David toe, snel ontweek hij haar en veranderde ook. Nu stonden de vos en de jaguar tegenover elkaar. Tyria draaide zich om en liep weg. “Pak me maar, als je het kan!” Zei ze speels. Weer kwam David uit in een open plek, maar iets was er mis. Alles was stil, iets te stil. Tyria stond in het midden, David rende naar haar toe. Ze draaide zich om, haar ogen waren leeg en koud. “Wat is er Tyria?” Geen antwoord, David ging naast haar staan en volgde haar blik. Iets staarde ze aan, iets met rode ogen. Opeen voelde David iets in zijn lichaam, alsof zijn geest werd vervangen door iets. Een schaduw wierp over zijn gezicht, toen het beest op de struiken stapte. Het was een grote wolf met vuurrode ogen, zijn tanden waren spierwit en hij keek David recht aan. Daarna richtte hij zijn blik op de bewegingsloze Tyria, met een zwaai van zijn kop bewoog ze opeens! “Ja mijn meester, ik zal hem voor u halen.” Haar stem was leeg, alsof ze werd bestuurd. Ze gromde naar hem en sprong op. “Het is over, David, geef je gewoon over aan mijn meester.” Gromde hij, ze sloot haar tanden om zijn nekvel en tilde hem op. Met hem in zijn bek liep Tyria naar de grote wolf. Met een eerbiedig gebaar legde ze hem naar, de wolf keek hem met zijn rode ogen aan. “Tyria! Waarom?” Schreeuwde David, ze bleef bewegingsloos staan en keek naar de wolf. Grommend boog de wolf zijn kop en raakte met zijn voorpoot Davids voorhoofd aan. Een duister gevoel liep door Davids lichaam heen, alsof hij niet meer zijn eigen wil had. In zijn lichaam werd alles stil, zijn geest was over genomen door iets. Ik moet dit tegen houden! Het moest wel, anders zou iedereen straks in de macht van deze wolf komen. Met al zijn kracht concentreerde hij op zijn geest, opeens voelde hij nieuwe sterke kracht door hem heen vloeien. Een kleine vlam verscheen op zijn voorpoten, hij richtte met zijn hand op de wolf en het vlammetje schoot weg. De wolf huilde in pijn, want op zijn vacht vloeide het vuur. “Meester!” Schreeuwde Tyria, met een grom sprong ze weer op David, met twee stevige poten hield ze hem op zijn plaats. “Dit was je laatste zet!” Siste ze, David probeerde uit haar greep te wurmen, maar ze was te sterk. Opeens hoorde hij in de verte versnelde pootstappen. Een witte leeuwin en een arend kwamen uit de struiken. “Tyria! Wat doe je daar!” Schreeuwde de arend, ze vloog naar de vos toe, ze schopte met haar klauwen zodat Tyria omviel. “Gaat het wel, waarom deed ze dat?” David wees met zijn poot naar de wolf die ondertussen de vlammen had gedoofd. “Een Lyrari! Kijk niet in zijn blik!” Schreeuwde Pien, ze sloot haar ogen en wierp zich op de Lyrari, met open geschoten klauwen maakte ze erge wonden. Huilend probeerde de wolf de leeuwin af te schudden, maar ze hield zich te goed vast. Tyria was opgestaan en beet met een harde klap in Piens staart. Met een schreeuw viel Pien neer op de grond en kermde van de pijn. “Meester, we moeten weg, we zullen wraak nemen!” De wolf knikte en liep weg, net voordat Tyria mee wilde gaan, pakte de arend haar vast. “Jij gaat met ons mee!” Siste de arend, Tyria worstelde woedend, maar het lukte haar niet om weg te komen. “Ik ga haar naar Moon brengen, ik hoop maar dat ze haar kan genezen..” De arend vloog weg en ze was verdwenen. Opeens herinnerde ze Pien, die nog steeds lag te kermen. “Gaat het Pien?” Vroeg David bezorgd, hij voelde iets voor de leeuwin, iets dat hij nog nooit eerder voelde. “Ja, ik lig hier alleen voor de lol!” Zei Pien, David was al iets opgeluchter om har een grapje te horen maken.